De Europese Centrale Bank (ECB) publiceert vandaag haar Convergentieverslag 2014, waarin een beoordeling wordt gemaakt van de vooruitgang die door acht lidstaten van de Europese Unie (EU) is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie (EMU).
Het verslag behandelt Bulgarije, Tsjechië, Kroatië (voor de eerste keer), Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Zweden. In het verslag wordt onderzocht of in deze landen een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt (economische convergentie) en wordt getoetst in welke mate is voldaan aan de wettelijke vereisten die door de nationale centrale banken moeten worden vervuld om een integrerend onderdeel van het Eurosysteem te worden (juridische convergentie). Bij de beoordeling van de duurzaamheid van convergentie houdt het verslag tevens rekening met zowel het nieuwe verbeterde kader van de EU voor economisch bestuur als de soliditeit van de institutionele omgeving in elk land, onder meer op het gebied van statistieken.
In dit verslag is Litouwen enigszins diepgaander beoordeeld dan de overige onderzochte landen. Dit is omdat de Litouwse autoriteiten uiting hebben gegeven aan het voornemen van hun land per 1 januari 2015 de euro in te voeren.
In het Convergentieverslag 2014 komen de volgende uitkomsten naar voren:
Prijsstabiliteit
Gedurende de twaalfmaands referentieperiode van mei 2013 tot en met april 2014, was de inflatie in de EU gematigd, voornamelijk ten gevolge van de geringe bijdrage van de prijzen van energie en voedingsmiddelen en de aanhoudende zwakte van de economische bedrijvigheid in de meeste landen. De referentiewaarde voor het prijsstabiliteitscriterium was 1,7%, berekend door bijtelling van 1,5 procentpunt bij het ongewogen rekenkundig gemiddelde van de HICP-inflatiecijfers gedurende de twaalf maanden in Letland (0,1%), Portugal (0,3%) en Ierland (0,3%). Het HICP-inflatiecijfer van Griekenland, Bulgarije en Cyprus is niet meegenomen in de berekening van de referentiewaarde aangezien deze drie lidstaten wat betreft hun prijsontwikkeling als “uitschieters” werden beoordeeld.
Gedurende de referentieperiode, lag de twaalfmaands gemiddelde inflatie in Roemenië boven de referentiewaarde, maar in de overige zeven in dit verslag onderzochte landen er ruim onder.
Begrotingspositie van de overheid
Wat de begrotingscriteria betreft, zijn van de onderzochte landen op het moment van dit verslag Tsjechië, Kroatië en Polen onderwerp van een besluit van de Raad van de EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. In 2013 vertoonden alle onderzochte landen, met uitzondering van Kroatië en Polen, een begrotingstekortquote onder de referentiewaarde van 3%. Op Kroatië en Hongarije na, vertoonden in 2013 alle onderzochte landen een overheidsschuldquote onder de referentiewaarde van 60%.
Wisselkoersen
Van de in dit verslag bekeken landen, is Litouwen momenteel het enige land dat deelneemt aan het wisselkoersmechanisme (ERM II). De Litouwse litas heeft gedurende meer dan twee jaar voorafgaand aan het convergentieonderzoek deelgenomen aan het ERM II, en de spilkoers ervan werd tijdens de verslagperiode niet gedevalueerd.
Lange rente
Gedurende de twaalfmaands referentieperiode van mei 2013 tot en met april 2014 was de referentiewaarde voor de lange rente 6,2%. Deze waarde werd berekend door bijtelling van 2 procentpunt bij het ongewogen rekenkundig gemiddelde van de langerentevoeten van de op het gebied van prijsstabiliteit best presterende lidstaten, namelijk Letland (3,3%), Ierland (3,5%) en Portugal (5,8%).
Gedurende de referentieperiode lag de lange rente van alle onderzochte landen onder de referentiewaarde, zij het in verschillende mate.
Juridische convergentie
Litouwen is het enige land waarvan de juridische convergentie volledig voldoet aan alle vereisten voor de invoering van de euro, zoals vastgelegd in de Verdragen en in de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de ECB. In geen van de overige zeven onderzochte landen is het juridische kader volledig verenigbaar met alle vereisten voor de invoering van de euro. In deze zeven landen blijven onverenigbaarheden bestaan ten aanzien van de onafhankelijkheid van de centrale bank. Dit heeft in het bijzonder betrekking op de institutionele en financiële onafhankelijkheid van de centrale banken en op personele onafhankelijkheid. Daarnaast is er in alle onderzochte landen, met uitzondering van Litouwen en Kroatië, sprake van onverenigbaarheden ten aanzien van het verbod op monetaire financiering en de juridische integratie van de respectieve centrale banken in het Eurosysteem.
Litouwen
Gedurende de referentieperiode was de gemiddelde twaalfmaands HICP-inflatie in Litouwen 0,6%, d.w.z. ruim onder de referentiewaarde voor het criterium inzake prijsstabiliteit. Het huidige lage niveau van de inflatie in Litouwen weerspiegelt voornamelijk tijdelijke factoren, waaronder de daling van de mondiale grondstoffenprijzen en de daarmee verband houdende lagere groei van door de overheid gereguleerde prijzen en energieprijzen. Voor wat de toekomst betreft, zal in Litouwen het handhaven van een laag inflatiecijfer op duurzame basis op de middellange termijn een uitdaging vormen, aangezien het lastig zou kunnen zijn de binnenlandse prijsdruk te beheersen en economische oververhitting in een klimaat van vaste wisselkoersen te vermijden. Het inhaalproces zal waarschijnlijk het inflatieverschil tussen Litouwen en het eurogebied op de middellange termijn doen toenemen, gezien het feit dat het bbp per hoofd van de bevolking en het prijspeil in Litouwen nog steeds lager zijn dan in het eurogebied. De duurzaamheid van de inflatieconvergentie in Litouwen geeft, kortom, reden tot zorg.
Litouwen is geen onderwerp van een besluit van de EU-Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. In het referentiejaar 2013, vertoonde het begrotingssaldo van de overheid een tekort van 2,1% bbp, d.w.z. onder de referentiewaarde van 3%. De schuldquote van de overheid was 39,4%, d.w.z. ruim onder de referentiewaarde van 60%.
De Litouwse litas heeft gedurende meer dan twee jaar voorafgaand aan het convergentieonderzoek deelgenomen aan het ERM II. Litouwen trad toe tot het wisselkoersmechanisme met zijn bestaande currency board-stelsel als eenzijdige verplichting. Gedurende de verslagperiode is de Litouwse litas stabiel gebleven, heeft geen enkele afwijking van zijn spilkoers ten opzichte van de euro laten zien en is de spilkoers niet gedevalueerd ten opzichte van de euro.
De lange rente bedroeg gedurende de referentieperiode gemiddeld 3,6% en lag daarmee ruim onder de referentiewaarde van 6,2% voor het convergentiecriterium inzake de rente.
Om in Litouwen een klimaat te verwezenlijken dat bevorderlijk is voor duurzame convergentie, dient onder andere een economisch beleid te worden gevoerd dat is gericht op waarborging van algehele duurzame macro-economische stabiliteit, met inbegrip van prijsstabiliteit. Op het vlak van macro-economische onevenwichtigheden heeft de Europese Commissie Litouwen niet voor een grondige evaluatie in haar Alert Mechanism-rapport van 2014 opgenomen. Tegelijkertijd is het, gezien de beperkte manoeuvreerruimte ten gevolge van het ontbreken van flexibiliteit in de nominale wisselkoers, van essentieel belang dat de economie via andere beleidsterreinen in staat wordt gesteld landspecifieke schokken op te vangen om het ontstaan van nieuwe macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen.
Zoals hierboven opgemerkt, voldoet de Litouwse wetgeving volledig aan de Verdragen en de Statuten.
Met de vervaardiging van dit Convergentieverslag voldoet de ECB aan het in artikel 140 van het Verdrag genoemde vereiste om aan de EU-Raad ten minste om de twee jaar of op verzoek van een EU-lidstaat met een derogatie verslag uit te brengen “over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie”.
Momenteel nemen tien EU-lidstaten nog niet volledig deel aan de EMU. Twee van deze lidstaten, namelijk Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, hebben een bijzondere status conform de voorwaarden van de desbetreffende aan het Verdrag gehechte protocollen. Als gevolg daarvan hoeft voor deze twee landen alleen een convergentieverslag te worden opgesteld indien zij daarom verzoeken.
Het Convergentieverslag 2014 van de ECB is beschikbaar op de website van de ECB. Voor mediavragen kunt u contact opnemen met Wiktor Krzyżanowski op +49 69 1344 5755.