Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op
Christine Lagarde
The President of the European Central Bank
Luis de Guindos
Vice-President of the European Central Bank
  • VERKLARING OVER HET MONETAIR BELEID

PERSCONFERENTIE

Christine Lagarde, president van de ECB,
Luis de Guindos, vicepresident van de ECB

Frankfurt am Main, 12 december 2024

Goedemiddag, de vicepresident en ik heten u welkom bij onze persconferentie.

De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB met 25 basispunten te verlagen. Meer in het bijzonder het besluit om de rente op de depositofaciliteit – de rente waarmee we de monetairbeleidskoers sturen – te verlagen vloeit voort uit onze geactualiseerde beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie.

Het desinflatieproces ligt goed op schema. De medewerkers voorzien dat de inflatie uitkomt op gemiddeld 2,4% in 2024, 2,1% in 2025, 1,9% in 2026 en 2,1% in 2027, wanneer het uitgebreide emissiehandelssysteem van de EU in werking treedt. De inflatie exclusief energie en voedingsmiddelen zal volgens de medewerkersprojecties gemiddeld 2,9% bedragen in 2024, 2,3% in 2025 en 1,9% in zowel 2026 als 2027.

De meeste maatstaven van de onderliggende inflatie geven aan dat de inflatie zich duurzaam zal stabiliseren rond onze doelstelling van 2% op middellange termijn. De binnenlandse inflatie is licht teruggelopen, maar blijft hoog, vooral omdat de lonen en prijzen in bepaalde sectoren nog met een aanzienlijke vertraging worden aangepast aan de eerdere sterke stijging van de inflatie.

De financieringsvoorwaarden worden ruimer, aangezien nieuwe kredieten door onze recente renteverlagingen geleidelijk minder duur worden voor bedrijven en huishoudens. Ze blijven echter krap omdat ons monetair beleid nog altijd restrictief is en de voorbije renteverhogingen verder doorwerken in de uitstaande kredieten.

Medewerkers verwachten nu een trager economisch herstel dan in de projecties van september. De groei nam toe in het derde kwartaal van dit jaar, maar enquête-indicatoren wijzen op een vertraging in het huidige kwartaal. De medewerkers verwachten dat de economie met 0,7% groeit in 2024, met 1,1% in 2025, met 1,4% in 2026 en met 1,3% in 2027. Het voorziene herstel steunt voornamelijk op stijgende reële inkomens – wat de huishoudens in staat zou moeten stellen om meer te consumeren – en een toename van de bedrijfsinvesteringen. Mettertijd zouden de geleidelijk afnemende effecten van het restrictieve monetaire beleid een opleving van de binnenlandse vraag moeten ondersteunen.

We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie zich duurzaam stabiliseert op onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We volgen een op data gebaseerde benadering per vergadering om de passende monetairbeleidskoers te bepalen. Onze rentebesluiten zullen in het bijzonder gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.

De vandaag genomen besluiten worden uiteengezet in een persbericht op onze website.

Ik zal nu nader ingaan op onze kijk op de ontwikkeling van de economie en de inflatie en vervolgens onze beoordeling van de financiële en monetaire omstandigheden toelichten.

Economische bedrijvigheid

De economie is in het derde kwartaal met 0,4% gegroeid en heeft daarmee de verwachtingen overtroffen. De groei werd vooral gedreven door een toename van de consumptie, gedeeltelijk als gevolg van eenmalige factoren die het toerisme tijdens de zomer hebben bevorderd, en door de voorraadopbouw van de bedrijven. Volgens de laatste gegevens neemt het momentum echter af. Enquêtes geven aan dat de industrie nog altijd krimpt en dat de groei bij de diensten vertraagt. Bedrijven investeren minder als gevolg van de zwakke vraag en de zeer onzekere vooruitzichten. Ook de uitvoer is zwak en sommige Europese sectoren hebben het lastig om concurrerend te blijven.

De arbeidsmarkt is nog steeds veerkrachtig. De werkgelegenheid nam in het derde kwartaal met 0,2% toe, opnieuw meer dan verwacht. De werkloosheidsgraad bleef in oktober op het historisch lage niveau van 6,3%. Ondertussen blijft de vraag naar arbeid verzwakken. De vacaturegraad is in het derde kwartaal teruggelopen tot 2,5%, 0,8 procentpunt lager dan het piekniveau, en enquêtes duiden er ook op dat er in het huidige kwartaal minder banen bij zullen komen.

De economie zou in de loop van de tijd sterker moeten worden, zij het trager dan eerder verwacht. De stijging van de reële lonen zou de bestedingen van huishoudens moeten aanjagen. Betaalbaarder krediet zou de consumptie en de investeringen moeten stimuleren. Als de handelsspanningen niet oplopen, zou de uitvoer het herstel moeten ondersteunen naarmate de mondiale vraag toeneemt.

Het budgettaire en structurele beleid moet de economie productiever, competitiever en schokbestendiger maken. Het is essentieel om met concrete en ambitieuze structurele maatregelen snel werk te maken van de voorstellen ter versterking van het Europese concurrentievermogen van Mario Draghi en de aanbevelingen voor de versterking van de interne markt van Enrico Letta. We verwelkomen de beoordeling door de Europese Commissie van de plannen van de overheden voor budgettair en structureel beleid op middellange termijn, als onderdeel van het herziene kader voor economische governance in de EU. Overheden moeten zich nu richten op de volledige en onmiddellijke uitvoering van hun verplichtingen in dit kader. Dit zal helpen de begrotingstekorten en schuldquotes duurzaam terug te brengen en tegelijk prioriteit te geven aan groeibevorderende hervormingen en investeringen.

Inflatie

Volgens de flashraming van Eurostat is de twaalfmaands inflatie gestegen van 2,0% in oktober naar 2,3% in november. Het gaat om een verwachte stijging, die voornamelijk verband houdt met een opwaarts basiseffect van de energieprijzen. De voedselprijsinflatie daalde licht naar 2,8% en de diensteninflatie naar 3,9%. De goedereninflatie steeg tot 0,7%.

De binnenlandse inflatie, die de diensteninflatie op de voet volgt, nam weer enigszins af in oktober, maar blijft met 4,2% hoog. Dit is het gevolg van sterke loondruk en het feit dat sommige dienstenprijzen met vertraging nog aangepast worden vanwege de eerdere sterke inflatiestijging. Toch ontwikkelt de onderliggende inflatie zich over het algemeen in lijn met een duurzame terugkeer van de inflatie naar de doelstelling.

De stijging van de loonsom per werknemer matigde van 4,7% in het tweede kwartaal naar 4,4% in het derde kwartaal. In combinatie met een stabiele productiviteit droeg dit bij aan een langzamere groei van de arbeidskosten per eenheid product. De medewerkers verwachten dat de arbeidskosten langzamer zullen stijgen gedurende de projectieperiode vanwege lagere loongroei en een hogere productiviteitsgroei. Bovendien zouden winsten de effecten van hogere loonkosten gedeeltelijk moeten blijven compenseren, met name op de korte termijn.

We verwachten dat de inflatie op de korte termijn rond het huidige niveau blijft schommelen, omdat eerdere scherpe dalingen van de energieprijzen nog steeds uit de cijfers op jaarbasis verdwijnen. Daarna zou de inflatie zich duurzaam moeten stabiliseren rond onze doelstelling van 2% op middellange termijn. De afnemende druk van de arbeidskosten en het aanhoudende effect van onze eerdere monetairbeleidsverkrapping op de consumptieprijzen moeten dit proces helpen. De meeste maatstaven van de inflatieverwachtingen op langere termijn staan op ongeveer 2%. En de op de markt gebaseerde indicatoren voor de inflatiecompensatie op de middellange tot langere termijn zijn meetbaar afgenomen sinds de vergadering van de Raad van Bestuur van oktober.

Beoordeling van risico's

De risico’s voor de economische groei blijven neerwaarts gericht. Het risico op grotere wrijving in de wereldhandel kan de groei in het eurogebied verder drukken door de uitvoer te temperen en de wereldeconomie te verzwakken. Een lager vertrouwen kan betekenen dat de consumptie en de investeringen zich minder snel herstellen dan verwacht. Dit kan versterkt worden door geopolitieke risico’s, zoals de ongerechtvaardigde oorlog van Rusland tegen Oekraïne en het tragische conflict in het Midden-Oosten. Deze kunnen de energietoevoer en wereldwijde handel verstoren. De groei kan ook lager uitvallen als de vertraagde effecten van de verkrapping van het monetair beleid langer aanhouden dan verwacht. De groei kan hoger zijn als soepelere financieringsvoorwaarden en dalende inflatie ervoor zorgen dat de binnenlandse consumptie en investeringen zich sneller herstellen.

De inflatie kan hoger uitvallen als de lonen of winsten sterker stijgen dan verwacht. Opwaartse risico's voor de inflatie vloeien ook voort uit de verhoogde geopolitieke spanningen, die de energieprijzen en de transportkosten op korte termijn zouden kunnen opdrijven en de wereldwijde handel kunnen verstoren. Bovendien kunnen extreme weersomstandigheden, en meer in het algemeen de zich ontvouwende klimaatcrisis, de voedselprijzen meer dan verwacht opdrijven. Daarentegen kunnen neerwaartse verrassingen bij de inflatie zich voordoen als door een laag vertrouwen en zorgen over de geopolitieke gebeurtenissen het herstel van de consumptie en investeringen minder snel gaat dan verwacht, als het monetair beleid de vraag meer dan voorzien tempert of als het economisch klimaat in de rest van de wereld onverwacht verslechtert. Grotere wrijving in de wereldhandel zou de inflatievooruitzichten voor het eurogebied onzekerder maken.

Financiële en monetaire omstandigheden

De marktrentes in het eurogebied zijn sinds onze vergadering in oktober verder gedaald vanwege de waargenomen verslechterende economische vooruitzichten. Hoewel de financieringsvoorwaarden restrictief blijven, zorgen onze renteverlagingen er geleidelijk voor dat het minder duur wordt voor bedrijven en huishoudens om te lenen.

De gemiddelde rente op nieuwe leningen aan bedrijven bedroeg in oktober 4,7%, meer dan een half procentpunt lager dan de piek een jaar geleden. De kosten van schuldfinanciering via de markt zijn sinds de piek meer dan een procentpunt gedaald. De gemiddelde rente op nieuwe hypotheken, die in oktober 3,6% bedroeg, is ongeveer een half procentpunt lager dan op het hoogste punt in 2023, hoewel de gemiddelde rente op de uitstaande voorraad hypotheken waarschijnlijk nog zal stijgen.

De bancaire kredietverlening aan bedrijven is geleidelijk aan vanaf een laag niveau toegenomen, en steeg in oktober met 1,2% ten opzichte van een jaar eerder. Het aantal door bedrijven uitgegeven schuldbewijzen steeg met 3,1% op jaarbasis, wat vergelijkbaar is met de toename in de voorafgaande maanden. De hypotheekverstrekking bleef in oktober geleidelijk toenemen, met een groei op jaarbasis van 0,8%.

Conform onze strategie voor het monetair beleid heeft de Raad van Bestuur de samenhang tussen monetair beleid en financiële stabiliteit grondig beoordeeld. De banken in het eurogebied blijven veerkrachtig en er zijn weinig tekenen van stress op de financiële markten. Toch blijft sprake van verhoogde risico's voor de financiële stabiliteit. Het macroprudentieel beleid blijft de eerste verdedigingslinie tegen de opbouw van financiële kwetsbaarheden. Zo kan de weerbaarheid worden vergroot en blijft de macroprudentiële ruimte behouden.

Conclusie

De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB met 25 basispunten te verlagen. Meer in het bijzonder het besluit om de rente op de depositofaciliteit – de rente waarmee we de monetairbeleidskoers sturen – te verlagen vloeit voort uit onze geactualiseerde beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie zich duurzaam stabiliseert op onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We volgen een op data gebaseerde benadering per vergadering om de passende monetairbeleidskoers te bepalen. Onze rentebesluiten zullen in het bijzonder gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.

We staan in elk geval klaar om alle instrumenten binnen ons mandaat aan te passen om ervoor te zorgen dat de inflatie zich duurzaam stabiliseert op onze doelstelling op middellange termijn en om de soepele transmissie van het monetair beleid te handhaven.

We zijn nu klaar om uw vragen te beantwoorden.

Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.

CONTACT

Europese Centrale Bank

Directoraat-generaal Communicatie

Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.

Contactpersonen voor de media