Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Het jaar in vogelvlucht

De economische expansie in het eurogebied hield in 2018 aan, maar boette aan kracht in. De groei vertraagde van 2,5% in 2017 tot 1,8% in 2018, als gevolg van een reeks ongunstige ontwikkelingen tijdens het jaar. De externe sector, en de verwerkende industrie in het bijzonder, had te lijden van een aanzienlijke verzwakking van de wereldhandel, in combinatie met een aantal land- en sectorspecifieke factoren.

De binnenlandse economie bleef evenwel relatief veerkrachtig, onder impuls van het aanhoudend herstel op de arbeidsmarkt. De werkgelegenheid is met 10 miljoen mensen gestegen sinds het dieptepunt van medio 2013 en de werkloosheid liep terug tot 7,8% in december, het laagste peil sedert oktober 2008. De krachtige dynamiek op de arbeidsmarkt kwam tot uiting in een gestage en breed gedragen loongroei, die uitkwam op 2,2% tijdens het laatste kwartaal. De stijgende werkgelegenheid en hogere lonen droegen op hun beurt bij tot de ondersteuning van de consumptieve bestedingen.

De totale inflatie nam toe in vergelijking met het voorgaande jaar en beliep gemiddeld 1,7% in 2018, hoewel dit veelal de hogere energieprijzen weerspiegelde. Het verloop van de maatstaven van de onderliggende inflatie bleef gedurende het jaar globaal genomen stabiel. De vooruitzichten voor de binnenlandse vraag, de arbeidsmarkt en de loongroei sterkten evenwel ons vertrouwen dat de inflatie verder zou convergeren in de richting van onze doelstelling op middellange termijn.

In juni 2018 verwachtte de Raad van Bestuur dan ook dat het maandelijkse bedrag van de nettoaankopen in het kader van het programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme – APP) zou worden verlaagd tot € 15 miljard vanaf september en dat – op voorwaarde dat de actuele gegevens de vooruitzichten voor de inflatie op middellange termijn zouden bevestigen – deze aankopen zouden worden beëindigd in december. Tegelijkertijd deelde de Raad van Bestuur mee te verwachten dat de basisrentetarieven van de ECB ten minste de hele zomer van 2019[1] op het huidige niveau zouden blijven en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat het beloop van de inflatie in overeenstemming bleef met de verwachtingen van een duurzame verandering van de inflatie.

Bij de beoordeling van de economische vooruitzichten in december kwam de Raad van Bestuur tot het besluit dat de inschatting van juni grotendeels overeind bleef. Op die basis beëindigde de Raad de nettoaankopen van activa in het kader van het APP en bevestigde hij de nadere forward guidance omtrent het verloop van de rentevoeten. Tegelijkertijd bevestigde de Raad dat een aanhoudende aanzienlijke monetairbeleidsstimulans nodig blijft om steun te geven aan de verdere opbouw van de binnenlandse prijsdruk en de totale-inflatieontwikkelingen op middellange termijn.

Die stimulans zou geleverd worden door forward guidance over de basisrentetarieven, versterkt door herinvestering van de aflossingsbedragen van de aanzienlijke portefeuille aangekochte activa in het kader van het APP. De Raad van Bestuur gaf te kennen dat deze herinvesteringen nog geruime tijd zouden doorgaan nadat de basisrentetarieven stijgen, en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om gunstige liquiditeitscondities en een ruime mate van monetaire accommodatie te handhaven.

De Raad van Bestuur bevestigde ook dat hij in elk geval klaarstond om al zijn instrumenten zo nodig aan te passen om ervoor te zorgen dat de inflatie zich op duurzame wijze blijft ontwikkelen in de richting van onze inflatiedoelstelling.

Het aanhoudend binnenlands herstel en de micro- en macroprudentiële maatregelen droegen eveneens bij tot de ondersteuning van de weerbaarheid van de financiële sector in 2018. De geaggregeerde tier 1-kernkapitaalratio van de belangrijke instellingen beliep aan het einde van het derde kwartaal van 2018 14,2%. De uitstaande niet-renderende leningen (non-performing loans – NPL's) liepen tijdens de eerste drie kwartalen van 2018 met € 94 miljard terug, en de totale NPL-ratio van de belangrijke instellingen in het eurogebied kwam uit op 4,2%, tegen 5,2% een jaar eerder.

Het nemen van risico’s in bepaalde segmenten van de financiële en vastgoedmarkten droeg bij tot lichte tekenen van overwaardering op sommige terreinen, met grote verschillen tussen de landen, terwijl de risico’s in de niet-bancaire financiële sector bleven toenemen. Tegen deze achtergrond werden in de landen van het eurogebied macroprudentiële maatregelen genomen om de systeemrisico's te beperken: in 2018 beoordeelde de ECB 103 kennisgevingen van macroprudentiële beleidsmaatregelen door nationale autoriteiten.

De ECB bleef de hervorming van de referentierentetarieven in het eurogebied steunen, en ontwikkelde in 2018 een nieuw referentietarief voor de geldmarkt. In juni 2018 publiceerde de ECB de methodologie voor de korte rente voor de euro (€STR), die brede steun had gekregen in twee openbare raadplegingen. De €STR berust op gemiddelde dagelijkse volumes van ongeveer € 32 miljard, verhandeld door circa 32 banken. In september 2018 beval de werkgroep risicovrije euroreferentierentes van de private sector de €STR aan als vervanging van de Eonia. De €STR zal beschikbaar zijn in oktober 2019, na grondige interne tests door het Eurosysteem.

In 2018 werd ook een belangrijke stap gezet op het vlak van eurobetalingen. In november ging het Eurosysteem van start met de dienst voor de afwikkeling van directe betalingen in TARGET (TARGET instant payment settlement – TIPS), waarmee de klok rond instantbetalingen kunnen worden uitgevoerd in minder dan tien seconden.

Zoals blijkt uit de Eurobarometer van december, steeg de steun voor de euro in 2018 tot 75%. De ECB zette haar inspanningen voort om de band met de burgers in het eurogebied te versterken en haar verantwoording en transparantie te verbeteren, door in gesprek te gaan met het Europees Parlement, maar ook door de Youth Dialogues uit te breiden en in te zetten op het gebruik van de website, sociale media en het bezoekerscentrum.

Voor het komende jaar blijft een aanzienlijke monetairbeleidsstimulans cruciaal, teneinde de opbouw van de binnenlandse prijsdruk op middellange termijn voort te zetten. Gelet op de voortdurende onzekerheid in verband met geopolitieke factoren, de dreiging van protectionisme en de kwetsbaarheden in de opkomende markten, blijven geduld, voorzichtigheid en volharding geboden bij de monetairbeleidsvoering in het eurogebied.

Frankfurt am Main, april 2019

Mario Draghi
President

Het jaar in cijfers

1 De economische bedrijvigheid bleef gestaag toenemen met meer dan het potentiële groeicijfer, terwijl de kostendruk sterker en breder werd

Na de uitzonderlijk sterke groeidynamiek van 2017 bleef de economische groei in het eurogebied in 2018 toenemen, zij het in een gematigder tempo doordat de buitenlandse vraag afzwakte en een aantal land- en sectorspecifieke factoren de groei drukte. Tegelijkertijd bleven de onderliggende aanjagers van de binnenlandse vraag onveranderd. Verdere verbeteringen van de arbeidsmarkt ondersteunden de particuliere consumptie, terwijl de bedrijfsinvesteringen bleven profiteren van gunstige financieringscondities en betere financiële posities. De aanhoudende uitbreiding en verkrapping van arbeidsmarkten vertaalde zich ook in een verdere versterking en verbreding van de binnenlandse kostendruk. Tegelijkertijd bleven maatstaven voor de onderliggende inflatie doorgaans gematigd. Verwacht wordt echter dat de onderliggende inflatie op de middellange termijn zal stijgen, ondersteund door de monetairbeleidsmaatregelen van de ECB, de aanhoudende economische expansie en stijgende loongroei.

1.1 Minder evenwichtige mondiale groei

Mondiale groei bleef dicht bij langetermijngemiddelde

In de eerste drie kwartalen van 2018 bleef de mondiale economische groei doorzetten met een gestaag tempo van 3,6%, vergelijkbaar met het voorgaande jaar en dicht bij het langjarig gemiddelde (zie Grafiek 1). In vergelijking met voorgaande jaren werd deze opleving van de economische bedrijvigheid echter minder gelijkmatig en minder gesynchroniseerd tussen landen. Terwijl de groei zeer fors bleef in de Verenigde Staten, zwakte deze af in een aantal andere economieën, waaronder Japan en een aantal opkomende markten, met name Turkije en Argentinië. Ook in China daalde de bedrijvigheid in de tweede jaarhelft. Wat de verschillende componenten betreft, zwakte de groei van de industriële productie en de wereldhandel af, terwijl de particuliere consumptiegroei stevig bleef.

Grafiek 1

Mondiale bbp-groei

(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)

Bronnen: Haver Analytics, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Regionale aggregaten worden berekend op basis van het bbp gewogen ten opzichte van de koopkrachtpariteiten. De onderbroken lijnen geven het langjarig gemiddelde (tussen maart 1999 en september 2018) aan.

De werkloosheidsgraad lag in veel landen op het laagste niveau sinds de crisis

Aan het begin van het negende achtereenvolgende jaar van de huidige mondiale groei bleef de werkloosheidsgraad zowel in ontwikkelde economieën als in opkomende markteconomieën dalen en lag deze in veel landen op het laagste niveau sinds de crisis. In sommige gevallen was deze zelfs historisch laag, bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk en in Japan. In verschillende ontwikkelde economieën was sprake van een tekort aan met name gespecialiseerde en hooggeschoolde arbeidskrachten.

Er zijn steeds meer signalen dat de aanhoudend afnemende ruimte wat productiecapaciteit en arbeidsmarkten op mondiaal niveau betreft zich geleidelijk, hoewel slechts langzaam, vertaalt in aantrekkende loongroei en hogere onderliggende inflatie. In het OESO-gebied steeg de onderliggende inflatie (ongerekend energie en voedingsmiddelen) tot 2,1% in 2018. De totale inflatie nam veel sterker toe, naar 2,6% op jaarbasis, maar werd in de tweede helft van het jaar weer getemperd, voornamelijk door lagere olieprijzen (zie Grafiek 2).

Grafiek 2

Inflatie in het OESO-gebied

(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Bronnen: Haver Analytics, OESO en berekeningen van de ECB.

Ontwikkelingen aan de aanbodzijde waren een sleutelfactor achter de olieprijzen in 2018, in een klimaat dat werd gekenmerkt door een aanhoudend sterke mondiale vraag en krappe voorraden. In de eerste helft van het jaar stegen de olieprijzen geleidelijk van circa USD 67 per vat naar USD 79 per vat, na een beter dan verwachte naleving van de overeengekomen productieverlaging door de 22 OPEC- en niet-OPEC-producenten. Tot aan het vroege najaar fluctueerden de olieprijzen tussen de USD 70 en USD 86 per vat, maar daalden vervolgens naar circa USD 52 per vat aan het einde van het jaar. De stijging naar het hoogtepunt van USD 86 per vat begin oktober hield verband met de angst voor een sterke daling van de olie-uitvoer uit Iran na de herintroductie van sancties door de Verenigde Staten. Eind december daalden de olieprijzen echter aanzienlijk als gevolg van een combinatie van verslechterde vraagvooruitzichten en bezorgdheid over overaanbod doordat de Verenigde Staten, een aantal OPEC-leden en de Russische Federatie hun productie opschroefden. Daarnaast waren er enkele vrijstellingen van de sancties die waren opgelegd aan de Islamitische Republiek Iran. Tegelijkertijd daalden de prijzen van grondstoffen exclusief olie (uitgedrukt in Amerikaanse dollars) in 2018 over de hele linie.[2] De prijzen van voedingsmiddelen en de metaalprijzen bleven in de eerste helft van 2018 overwegend stabiel. In de loop van de tweede helft van het jaar daalden de voedselprijzen in een klimaat dat werd gekenmerkt door een ruime mondiale voedselvoorziening en bezorgdheid over Amerikaanse heffingen en het risico op vergelding door getroffen landen. Vanaf de zomer daalden ook de metaalprijzen als gevolg van een dalende vraag vanuit China en bezorgdheid over een escalatie van de handelsspanningen.

De effectieve wisselkoers van de euro is gestegen

De nominaal-effectieve wisselkoers van de euro is sinds begin 2018 gestegen (zie Grafiek 3). Bilateraal is de waarde van de euro gedaald ten opzichte van andere belangrijke valuta’s. De waardedaling van de euro was met name sterk ten opzichte van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en – hoewel in mindere mate – de Zwitserse frank. Tegelijkertijd steeg de waarde van de euro significant ten opzichte van de meeste valuta’s van opkomende markteconomieën, met name de Chinese renminbi en, als gevolg van binnenlandse tegenvallers, de Turkse lira en de Argentijnse peso.

Grafiek 3

De wisselkoers van de euro

(daggegevens; 1 januari 2015 = 100)

Bronnen: Bloomberg, HWWI, ECB en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Nominale effectieve wisselkoers ten opzichte van 38 belangrijke handelspartners.

Wereldwijde vooruitzichten vertroebeld door handelsonzekerheid

Hoewel de mondiale groei zich in een stevig tempo doorzette, werden de vooruitzichten in steeds hogere mate vertroebeld door risico’s en onzekerheden. Er ontstond met name handelsonzekerheid na acties van de Amerikaanse regering en de reacties daarop door de handelspartners van de VS. Dat culmineerde in een tweetal aankondigingen door de Amerikaanse regering van heffingen op USD 250 miljard aan Chinese uitvoer in de zomer, waarna China een vergelding aankondigde met betrekking tot USD 110 miljard aan uitvoer uit de Verenigde Staten. Daarnaast hebben onzekerheden over de brexit de handelsvooruitzichten ook gedrukt. Hoewel de directe gevolgen van deze heffingen op mondiaal niveau beperkt zouden moeten blijven, kunnen dergelijke protectionistische dreigingen het vertrouwen aantasten, mondiale waardeketens verstoren en een negatieve invloed hebben op investeringen, waardoor zij weer een neerwaarts risico vormen voor de mondiale economische vooruitzichten. Aan het einde van het jaar waren er al signalen dat handelsonzekerheid gevolgen begon te hebben voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Verdere escalatie van de handelsconflicten zou de mondiale groei ernstig kunnen belemmeren.

1.2 De economische groei zwakte af, maar bleef verenigbaar met aanhoudende expansie

Na de exceptioneel sterke groeidynamiek van 2017 zwakte de reële bbp-groei in het eurogebied af tot 1,8% in 2018 (zie Grafiek 4). Hoewel die terugval hoofdzakelijk was toe te schrijven aan een verzwakking van de wereldhandel speelden ook andere factoren, van meer voorbijgaande aard, een rol. In de eerste helft van 2018 werd de productie in een aantal landen beïnvloed door weergerelateerde verstoringen en arbeidsongeregeldheden, met name in de transportsector. In de tweede helft van het jaar, met name in het derde kwartaal, was er een significante verstoring van de autoproductie na de introductie van de wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen op 1 september. Daarnaast werd de afname van de groei mogelijk versterkt door groeiende politieke onzekerheid, met name met betrekking tot de kans op toenemend protectionisme.

Grafiek 4

Reëel bbp van het eurogebied

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De jaar-op-jaargroei van het bbp voor het vierde kwartaal van 2018 betreft de voorlopige flashraming, terwijl de meest recente waarnemingen voor de componenten het derde kwartaal van 2018 betreffen.

Tegelijkertijd bleef de onderliggende groeidynamiek solide

Tegelijkertijd bleef de onderliggende groeidynamiek solide, gesteund door een robuuste arbeidsmarkt en gestage inkomens- en winstgroei. De overloopeffecten van de zwakte van – en de toegenomen onzekerheid over – de buitenlandse vraag op de binnenlandse vraag zijn tot nu toe beperkt gebleven.

De particuliere consumptie in het eurogebied steeg in 2018 met een gemiddeld twaalfmaands groeicijfer van ongeveer 1,3%, gesteund door hogere arbeidsinkomens en gunstige financieringsvoorwaarden. Tegelijkertijd had de geleidelijke stijging van de olieprijzen sinds medio 2017 geen significant negatief effect op de groei van het reëel besteedbaar inkomen. Naarmate de economische groei doorzette, werd de bijdrage van belastingen en overdrachten in 2018 iets negatiever. In goede tijden hebben automatische begrotingsstabilisatoren in het algemeen een temperend effect op de groei van het reëel besteedbaar inkomen.

De groei van de binnenlandse vraag, gunstige financieringsvoorwaarden en winstgevendheid van bedrijven bleven in 2018 de bedrijfsinvesteringen in het eurogebied ondersteunen. De investeringen namen ook toe in sectoren die capaciteitsbelemmeringen ondervinden, zoals de transportsector. De minder dynamische externe omgeving en de toegenomen mondiale onzekerheid, met name ten aanzien van handelsbeleid, drukte echter op de bedrijfsinvesteringen, met name van bedrijven die meer zijn blootgesteld aan de externe omgeving. In de toekomst zal de groei van de bedrijfsinvesteringen waarschijnlijk afzwakken in het licht van de minder ondersteunende externe omgeving, een meer gematigde vraag naar eindproducten en de verwachte geleidelijke aanscherping van financieringsvoorwaarden.

Ook de bouwinvesteringen, zowel in woningen als in commercieel vastgoed, bleven verbetering vertonen, zij het ten opzichte van een laag uitgangsniveau, naast het herstel van de huizenmarkten in het eurogebied. Hierin kwam op zijn beurt de toenemende binnenlandse vraag tot uiting, die werd gesteund door groei van het reëel inkomen, een lagerenteomgeving en gunstige kredietvoorwaarden. Toch lijkt het erop dat knelpunten in de arbeidsmarkt in de loop van 2018 de groei in de bouwnijverheid hebben beperkt.

In 2018 was de bijdrage van de externe sector aan de resultaten van het eurogebied als geheel bijzonder bescheiden, in ieder geval significant kleiner dan in 2017. De afnemende buitenlandse vraag, met name vanuit Azië en in het bijzonder naar kapitaalgoederen, ondermijnde als gevolg van toegenomen onzekerheid en opgelopen handelsspanningen de uitvoer van het eurogebied naar deze regio en had een remmend effect op de totale bijdrage van het uitvoersaldo aan het bbp. De uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk en China had het meeste te lijden van de veranderende internationale omgeving, terwijl de uitvoer naar de VS daarvan profiteerde, waarschijnlijk dankzij anticipatie-effecten in verband met het risico dat de Amerikaanse regering ook heffingen zou opleggen aan invoer vanuit de EU. Ondersteund door positieve economische ontwikkelingen in het eurogebied toonde de handel zich daar zich aanvankelijk veerkrachtig. In de tweede helft van 2018 deed zich echter een significante verzwakking voor, doordat handelsonzekerheid en nieuwe emissienormen voor auto's de handel in kapitaalgoederen en auto's nadelig beïnvloedden. Ook appreciaties van de wisselkoers van de euro in het verleden hebben mogelijk tot tegenwind geleid.

De productiegroei bleef in 2018 breed gedragen door de economische sectoren (zie Grafiek 5). De totale bruto toegevoegde waarde steeg verder, met circa 2%, wat enigszins lager was dan in het voorgaande jaar, maar dicht bij de groeitempo’s van 2015 en 2016. De toegevoegde waarde in de industrie (met uitzondering van de bouwnijverheid) en de toegevoegde waarde in de dienstensector stegen in 2018 met circa 2%. Tegelijkertijd bleef de toegevoegde waarde in de bouwnijverheid groeien – hoewel deze wel onder het niveau van voor de crisis bleef – en steeg met circa 4%. Dit bevestigt eens te meer dat de bouwnijverheid zich steeds meer herstelt van de lange periode van inkrimping of trage groei die volgde na het begin van de financiële crisis in 2008.

Grafiek 5

Reële bruto toegevoegde waarde naar bedrijfstak in het eurogebied

(index: 2010-I = 100)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het derde kwartaal van 2018.

De arbeidsmarkten in het eurogebied bleven verbetering laten zien, terwijl de uitsplitsing naar leeftijd van de werkgelegenheidsgroei veranderde

De arbeidsmarkten in het eurogebied bleven zich in 2018 verder herstellen; sinds het dieptepunt in 2013 is het aantal werkenden met ongeveer 10 miljoen personen gegroeid

De arbeidsmarkten in het eurogebied bleven zich in 2018 verder herstellen (zie Grafiek 6). De werkloosheidsgraad bleef in 2018 dalen en bedroeg in december 7,8%, het laagste niveau sinds oktober 2008. De daling van de werkloosheid, die in de tweede helft van 2013 inzette, was zowel bij mannen als bij vrouwen en in alle leeftijdsgroepen te zien. Wel blijft de werkloosheidsgraad significant verschillen tussen landen in het eurogebied. In het vierde kwartaal van het jaar lag het aantal werkenden in het eurogebied 1,3% boven het niveau van hetzelfde kwartaal van 2017 en 6,7% boven het laatste dieptepunt in het tweede kwartaal van 2013. In de loop van de gehele herstelperiode is het aantal werkenden toegenomen met ongeveer 10 miljoen personen. Daarmee is de werkgelegenheid gestegen tot boven de piek die vóór de crisis, in het eerste kwartaal van 2008, werd bereikt. De werkgelegenheidsgroei is in de herstelperiode breed gedragen, zowel in veel landen als in veel sectoren, en is tot stand gekomen tegen een achtergrond van een verder groeiend arbeidsaanbod.

Grafiek 6

Arbeidsmarktindicatoren

(percentage van de beroepsbevolking; groei op kwartaalbasis; voor seizoen gecorrigeerd)

Bron: Eurostat.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2018. De werkgelegenheidsgroei op kwartaalbasis voor het vierde kwartaal van 2018 betreft de voorlopige flashraming.

Bij nadere beschouwing van de samenstelling van de werkgelegenheidsgroei in de loop van het herstel blijkt dat de groei zich heeft geconcentreerd rondom ouderen.[3] Circa driekwart van de cumulatieve werkgelegenheidsgroei is zelfs toe te schrijven aan personen tussen 55 en 74 jaar oud. De toenemende indienstneming van oudere bevolkingsgroepen tijdens het herstel is voornamelijk een gevolg van de toenemende participatiegraad van deze groep. Aangenomen kan worden dat dit grotendeels een weerspiegeling is van de impact van eerdere pensioenhervormingen en de steeds hogere opleidingsniveaus in deze groep. De significante toename van het aandeel oudere werknemers zou kunnen leiden tot verstrekkende veranderingen in de economie als gevolg van de impact op zowel consumptie-, spaar- en beleggingspatronen als op loon- en productiviteitsontwikkelingen.[4] Circa één derde van de werkgelegenheidsgroei in de loop van de herstelperiode is toe te schrijven aan parttime arbeid, wat nauw verband houdt met de opwaartse trend voor de langere termijn van een steeds groter arbeidsaanbod door vrouwen en oudere werknemers, naast een aanhoudende concentratie van de werkgelegenheidsgroei in de dienstensector.[5] Verwacht kan worden dat tekorten aan arbeidskrachten in sommige landen en sectoren zullen bijdragen tot een afzwakking van deze aanhoudende trend.

Overheidstekort blijft afnemen, maar in wisselende mate blijven er risico’s bestaan

Het overheidstekort in het eurogebied nam af, hoofdzakelijk als gevolg van gunstige conjuncturele ontwikkelingen

Het overheidstekort in het eurogebied bleef in 2018 afnemen en bereikte 0,6% van het bbp, een niveau dat sinds het begin van de Economische en Monetaire Unie (EMU) in 1999 zelden is voorgekomen (zie Grafiek 7). Net als de afgelopen jaren was de afname van het algehele tekort voor een groot deel toe te schrijven aan gunstige conjuncturele ontwikkelingen in combinatie met dalende rentelasten, door de voortgaande vervanging van aflopend duur schuldpapier door lagerrentend schuldpapier. De koers van het begrotingsbeleid in het eurogebied[6] was in 2018 overwegend neutraal, hoewel het totaal voor het eurogebied significante verschillen maskeerde doordat grote meevallers in een klein aantal landen de procyclische budgettaire versoepeling in kwetsbare landen voor het totaal compenseerden.

Grafiek 7

Begrotingssaldo en begrotingskoers

(in procenten bbp)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.

Tegen een achtergrond van toenemende economische bedrijvigheid droeg het afnemende overheidstekort bij aan een aanhoudende daling van de bruto schuldquote als percentage van het bbp, van 86,6% in 2017 naar 84,8% in 2018. Hoewel de schuldquote volgens de prognose de komende jaren eveneens zal dalen, mag hierbij niet worden vergeten dat deze significant hoger blijft dan aan het begin van de EMU. Een hoog schuldenpeil zorgt voor kwetsbaarheid, met name in landen die onder een lage potentiële productiegroei lijden en met toenemende demografische opgaven te maken hebben (zie Kader 1). Die landen zouden in geval van een verslechtering van de economische bedrijvigheid of toenemende rentelasten slechts beperkte marges hebben om het begrotingsbeleid bij te stellen. Derhalve zouden deze landen er goed aan doen om buffers op te bouwen nu de economische omstandigheden dat toelaten.

Kader 1
Gevolgen van de vergrijzing voor de begrotingen

Vergrijzing vormt een risico voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het eurogebied. Doordat mensen langer leven en minder kinderen krijgen, vergrijzen samenlevingen. Deze demografische verandering is goed terug te zien in de stijgende grijze druk of ouderdomsafhankelijkheidsratio, dat wil zeggen de verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en de bevolking van beroepsgeschikte leeftijd. Eurostat verwacht dat deze verhouding zal stijgen, van 31% in 2016 naar 52% in 2070 in het eurogebied als geheel. De grootste stijging zal de komende twee decennia plaatsvinden, doordat de babyboomgeneratie de pensioengerechtigde leeftijd nadert. Hoewel vergrijzing in potentie ook grote, ongunstige macro-economische gevolgen heeft, bijvoorbeeld voor de productiviteit, de beroepsbevolking en het evenwichtsniveau van de reële rente, beperken we ons in dit Kader tot de gevolgen voor de begrotingen.

De komende decennia zal de vergrijzing significante gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën. De vergrijzingsgerelateerde overheidsuitgaven in het eurogebied, die in 2016 een kwart van het bbp bedroegen, zijn naar internationale maatstaven al hoog. Volgens het Ageing Report 2018 zullen deze naar verwachting nog verder stijgen, naar 28% van het bbp in 2040, en vervolgens licht dalen, naar 27% van het bbp in 2070 (zie Grafiek A).[7] Het algemene beeld maskeert aanzienlijke verschillen tussen landen. De voorziene veranderingen aan het totaal aan vergrijzingsgerelateerde uitgaven variëren van een stijging met 12,9 procentpunten van het bbp in Luxemburg tot een daling met 6,4 procentpunten van het bbp in Griekenland tijdens de periode 2016-2070.[8] Als er niets wordt ondernomen met betrekking tot de stijgingen van de vergrijzingsgerelateerde uitgaven zullen deze op middellange tot lange termijn tot zeer hoge bedragen oplopen. Hierdoor zou op middellange termijn de houdbaarheid van de begrotingen al problematisch kunnen worden, met name in landen die momenteel al een hoge overheidsschuld hebben (zie Grafiek B). Voor sommige landen, met name Frankrijk, Italië en Spanje, wordt echter voorzien dat de vergrijzingsgerelateerde kostendruk tegen 2070 zal zijn gedaald van het hoogtepunt op de middellange termijn (zie Grafiek A).

Grafiek A

Totale vergrijzingsgerelateerde uitgaven in het eurogebied

(in procenten bbp)

Bron: Ageing Report 2018.

Grafiek B

Vergrijzingsgerelateerde druk op de uitgaven en actuele schuldniveaus in de verschillende landen

(x-as: overheidsschuldquote in 2017; y-as: verandering in totale vergrijzingsgerelateerde uitgaven als percentage van het bbp, 2016-2040)

Bronnen: The 2018 Ageing Report en Eurostat.
Toelichting: Griekenland is buiten beschouwing gelaten, aangezien dit een uitschieter is met een overheidsschuldquote van 176,1% van het bbp in 2017 en een afname van het totaal aan vergrijzingsgerelateerde uitgaven met 4,6% van het bbp.

Met name pensioenuitgaven en uitgaven aan gezondheidszorg en langdurige zorg worden door de vergrijzing beïnvloed. Door de toename van het aantal begunstigden van publieke pensioenregelingen, die bovendien worden geconfronteerd met dalende aantallen premiebetalende deelnemers, zullen de tekorten in pensioenstelsels – en uiteindelijk in de begrotingssaldo’s – groeien, tenzij de parameters worden bijgesteld. Bovendien zullen de stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg naar verwachting de komende decennia een belasting vormen voor de overheidsfinanciën, aangezien deze stelsels hoofdzakelijk vanuit publieke middelen worden gefinancierd. De gevolgen van de vergrijzing voor de overheidsinkomsten zijn complexer van aard, omdat de effecten daarvan op de verschillende belastinggrondslagen (bijvoorbeeld consumptie, arbeidsinkomen en vermogen) elkaar voor een deel zullen compenseren en naar verwachting in de loop van de tijd zullen variëren.

Om een beeld te geven van een deel van de onzekerheid met betrekking tot de voorspelde vergrijzingsgerelateerde prognoses zijn in het Ageing Report diverse ongunstige gevoeligheidsanalyses en risicoscenario’s opgenomen, die inderdaad wijzen op een hogere kostendruk (zie Grafiek C). Eén risicoscenario wijst op hogere kosten voor gezondheidszorg en langdurige zorg, als gevolg van intensiever gebruik van kostbare medische apparatuur en een sterkere opwaartse convergentie van de levensstandaard. In dit scenario zou de stijging van het totaal aan vergrijzingsgerelateerde uitgaven aan het einde van de ramingsperiode in 2070 ruim twee keer zo groot zijn als in het basisscenario. Ook een lagere groei van de totale factorproductiviteit (TFP) dan in de centrale projecties is aangenomen zou op lange termijn tot aanzienlijk hogere kosten leiden.

Grafiek C

Scenario’s vergrijzingsgerelateerde uitgaven in het eurogebied

(in procenten bbp)

Bron: Ageing Report 2018.
Toelichting: Voor het TFP-risicoscenario is uitgegaan van convergentie naar een lagere TFP-groei in 2070, te weten naar 0,8% in plaats van 1%. In het risicoscenario van de AWG wordt uitgegaan van een hogere inkomenselasticiteit met betrekking tot uitgaven voor gezondheidszorg (als gevolg van een toenemend gebruik van kostbare medische technologie) en hogere kosten voor langdurige zorg (als gevolg van meer dekking van ontvangers van langdurige zorg en opwaartse convergentie van de reële levensstandaard).

Om de vergrijzingsgerelateerde druk op de uitgaven in de toekomst het hoofd te bieden, hebben de meeste eurolanden de afgelopen jaren pensioenhervormingen doorgevoerd, in sommige gevallen aangevuld met beperktere hervormingen van de stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg. Dergelijke hervormingen kwamen vooral voort uit bezorgdheid over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën als gevolg van de schuldencrisis. Met name in landen die onderworpen waren aan macro-economische aanpassingsprogramma’s waren de pensioenhervormingen substantieel. Hoewel deze landen mede dankzij deze hervormingen de risico’s voor de houdbaarheid van pensioenen deels hebben kunnen beperken, zijn de hervormingen recentelijk gestagneerd en zijn ze in een aantal gevallen zelfs teruggedraaid of bestaat er een significant risico dat dit gaat gebeuren.

Voor de toekomst zullen met name landen die nu al hoge overheidsschulden hebben zich moeten wapenen tegen de komende demografische veranderingen. Om de potentiële druk op de uitgaven die is toe te rekenen aan socialezekerheidsstelsels te beperken, zullen landen verdere hervormingen moeten doorvoeren als zij geen budgettaire buffers aanleggen, en moet het terugdraaien van hervormingen worden vermeden. Wat de concrete beleidsmaatregelen betreft, kunnen de vereiste hervormingen tussen landen verschillen, mede naargelang de verschillende uitgangsposities en maatschappelijke voorkeuren. Zo hebben sommige landen mogelijk een voorkeur voor hervorming van de pensioenrechten en het nog verder stimuleren van private oudedagsvoorzieningen. Andere landen kunnen er juist een voorkeur voor hebben om de pensioengerechtigde leeftijd te koppelen aan de levensverwachting, terwijl de uitkeringsquote van het stelsel gelijk blijft. Weer andere landen kiezen mogelijk voor hogere premies, hoewel dat voor jongere generaties een zware belasting kan vormen. Deze opties sluiten elkaar niet uit en kunnen ook gecombineerd worden uitgevoerd. Bij het vormgeven van pensioenhervormingen is het eveneens belangrijk om rekening te houden met de potentiële gevolgen voor het arbeidsaanbod en de aanbodzijde van de economie, aangezien een hogere potentiële groei essentieel is voor de verbetering van de maatschappelijke dienstverlening. Idealiter worden pensioenhervormingen aangevuld met arbeidsmarkthervormingen die met name de participatie van oudere werknemers bevorderen. Ten slotte is het voor begrotingsinstanties belangrijk om te voorkomen dat er onzekerheid ontstaat ten aanzien van het risico dat hervormingen ongedaan worden gemaakt, waardoor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën zou kunnen worden ondermijnd.

De naleving van het SGP is het zwakst in de meest kwetsbare landen

In dat verband is het zorgwekkend dat de naleving van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) het zwakst is in de landen die het meest kwetsbaar zijn voor schokken. Sterker nog, afgaand op de ramingen van de Europese Commissie hebben de meeste landen die er begrotingstechnisch nog niet goed voorstaan in 2018 niet aan hun inspanningstoezeggingen in het kader van het SGP voldaan. Van de zeven eurolanden die naar oordeel van de Commissie het risico lopen om in 2018 af te wijken van de preventieve tak van het SGP hebben vier landen – België, Frankrijk, Italië en Portugal – een schuldquote van ruim 90% van het bbp. Daar komt nog bij dat hoewel Spanje – het enige land dat in 2018 aan een buitensporigtekortprocedure (excessive deficit procedure – EDP) is onderworpen – naar verwachting de EDP-correctiedeadline voor 2018 zal gaan halen, deze prestatie een hoog en oplopend structureel tekort maskeert (in tegenstelling tot de aanbevolen verbetering). Verder wijst de beoordeling van de Europese Commissie erop dat slechts tien landen voornemens zijn om aan het SGP te voldoen, zo blijkt uit ontwerpbegrotingen voor 2019. Vooral zorgwekkend is het feit dat de meeste landen met een hoog schuldenpeil niet tot deze tien behoren.

De hervormingsbereidheid in het eurogebied blijft beperkt

De vooruitgang met betrekking tot hervormingen is tot stilstand gekomen; geen van de CSR’s voor 2017 is volledig uitgevoerd

De landspecifieke aanbevelingen (country-specific recommendations – CSR’s) bevatten op individuele landen afgestemde beleidsaanbevelingen voor het versterken van economische groei en veerkracht terwijl de overheidsfinanciën gezond blijven. De CSR’s worden door lidstaten gezamenlijk goedgekeurd in de Europese Raad. Net als vorig jaar concludeerde de Commissie dat met de uitvoering van de overgrote meerderheid – meer dan 90% – van de hervormingsaanbevelingen die in 2017 aan eurolanden zijn verstrekt slechts “enige” of “beperkte” vooruitgang is geboekt terwijl er geen enkele volledig is uitgevoerd (zie Grafiek 8).[9]

Grafiek 8

Tenuitvoerlegging van de landspecifieke aanbevelingen door eurolanden

Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van de Landverslagen van de Europese Commissie.
Toelichting: De grafiek geeft de tenuitvoerlegging van CSR’s op rubrieksniveau voor het jaar weer zoals beoordeeld door de Europese Commissie in het respectieve Landverslag dat het jaar daarop is gepubliceerd. “Volledige uitvoering” betekent dat de lidstaat alle maatregelen heeft uitgevoerd die nodig zijn om op passende wijze gevolg te geven aan de CSR; “aanzienlijke vooruitgang” betekent dat de lidstaat maatregelen heeft goedgekeurd die voor een groot deel gevolg geven aan de CSR en dat de meeste daarvan zijn uitgevoerd; “enige vooruitgang” betekent dat de lidstaat maatregelen heeft goedgekeurd waarmee deels aan de CSR gevolg wordt gegeven en/of dat de lidstaat maatregelen heeft goedgekeurd waarmee aan de CSR gevolg wordt gegeven, maar dat er nog flink wat werk moet worden verzet om volledig gevolg aan de CSR te geven aangezien nog maar enkele goedgekeurde maatregelen zijn uitgevoerd; “beperkte vooruitgang” betekent dat de lidstaat bepaalde maatregelen heeft aangekondigd, maar dat deze slechts in beperkte mate gevolg geven aan de CSR en/of dat de lidstaat voorstellen zonder wetgevend karakter heeft gedaan, maar zonder verdere opvolging in uitvoerende zin; en “geen vooruitgang” betekent dat de lidstaat niet op geloofwaardige wijze maatregelen heeft aangekondigd of goedgekeurd om gevolg te geven aan de CSR. CSR’s voor de tenuitvoerlegging van het SGP zijn buiten beschouwing gelaten.

Goed opgezette structurele hervormingen kunnen aanzienlijke voordelen opleveren voor burgers van het eurogebied als gevolg van sterkere en meer inclusieve werkgelegenheids- en inkomensgroei. Uit een recente analyse van het Eurosysteem blijkt dat er volop gelegenheid is voor hervormingen die tegelijk de veerkracht, de groei op lange termijn en de sociale rechtvaardigheid bevorderen.[10] Een voorbeeld daarvan zijn hervormingen die betrekking hebben op ‘politieke rente’ of rent-seeking, met name hervormingen die de concurrentie op de productenmarkt en de kwaliteit van openbare instellingen bevorderen. Evenzo verbetert beleid gericht op de ondersteuning van onderwijs en permanente educatie niet alleen de groeivooruitzichten van een economie voor de lange termijn, maar ook de baankans van kwetsbare groepen in de samenleving.

1.3 Inflatie op een hoger pad

De totale inflatie in het eurogebied, gemeten naar de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), steeg in 2018 naar gemiddeld 1,7% ten opzichte van 1,5% het jaar daarvoor. Deze stijging weerspiegelt grotendeels hogere bijdragen van de energieprijzen en, in mindere mate, die van voedingsmiddelen. Daar staat tegenover dat de bijdrage van de onderliggende inflatie, gemeten naar de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen, overwegend gelijk bleef. Deze inflatiemaatstaf bleef gematigd en bewoog in de loop van het jaar in essentie zijwaarts rond de 1% (zie Grafiek 9).

Grafiek 9

HICP-inflatie en bijdragen van de componenten

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.

De ontwikkeling van de energieprijzen had een sterke invloed op het profiel van de totale HICP-inflatie in de loop van het jaar. Onder invloed van de stijgende prijzen van ruwe aardolie steeg de energie-inflatie tussen april en juli sterk en deze bleef daarna op jaarbasis sterk hoger (met een piek van bijna 11% in oktober 2018). Derhalve steeg de bijdrage van de energie-inflatie aan de totale inflatie van 0,2 procentpunt in het eerste kwartaal van 2018 naar 0,9 en 0,8 procentpunt in de laatste twee kwartalen van 2018. De ontwikkeling van de prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen leverden een bijdrage aan dit profiel als gevolg van de door het weer veroorzaakte sterke toenamen van de prijswijzigingen voor groenten en fruit tijdens de zomermaanden, die echter de laatste maanden van het jaar weer afnam. Daardoor is de bijdrage van onbewerkte voedingsmiddelen aan de totale inflatie gestegen van nul in het eerste kwartaal van 2018 naar ruim 0,2 procentpunt in september 2018, om vervolgens in het laatste kwartaal van 2018 weer iets te dalen.

Inflatie met uitzondering van voedingsmiddelen en energie bleef gematigd

De HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen bleef ten opzichte van 2017 ongewijzigd, en bewoog zich net als andere indicatoren van de onderliggende inflatie in de loop van het jaar overwegend zijwaarts.[11] Maar als de volatielere componenten, die gerelateerd zijn aan kleding en reizen, ook buiten beschouwing worden gelaten, nam deze onderliggende indicator van de inflatie toe.

De vrij gematigde ontwikkeling van de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen is waargenomen in beide hoofdcomponenten, te weten dienstverlening en industriële goederen met uitzondering van energie. De inflatie voor industriële goederen met uitzondering van energie vertoonde enige volatiliteit en nam tot september 2018 af alvorens weer enigszins toe te nemen, en bedroeg in 2018 0,4%, evenals in 2017. Wat betreft de indicatoren van de prijsdruk in verschillende stadia van de prijsketen steeg in de loop van 2018 zowel het mutatietempo op jaarbasis van de producentenprijzen voor de binnenlandse afzet van consumptiegoederen met uitzondering van voedingsmiddelen als het mutatietempo van de invoerprijzen voor consumptiegoederen met uitzondering van voedingsmiddelen. Wat de invoerprijzen betreft weerspiegelde dit in essentie de afnemende impact van de appreciatie van de euro in 2017, terwijl de producentenprijzen waarschijnlijk de stijging van de inputkosten en de detailhandelsafzet weerspiegelden. De dienstenprijsinflatie bleef in 2018 overwegend onveranderd op 1,3%, ruim onder het langetermijngemiddelde. In het laatste kwartaal van 2018 stegen de dienstenprijzen op jaarbasis iets sneller, maar dat was grotendeels een gevolg van het basiseffect van de vrij zwakke ontwikkeling van de diensteninflatie tijdens dezelfde maanden in 2017. In het algemeen is de stijging van de loongroei nog niet terug te zien in de inflatie van de dienstenprijzen, die voor een groot deel door de arbeidskosten worden bepaald.

De groei op jaarbasis van de loonsom per werknemer bleef toenemen

De binnenlandse kostendruk zoals afgemeten aan de groei van de bbp-deflator bleef tijdens de eerste drie kwartalen van 2018 constant en iets boven het cijfer dat in de tweede helft van 2017 werd bereikt (zie Grafiek 10). De groei van de loonsom per werknemer op jaarbasis, die medio 2016 een dieptepunt had bereikt, bleef in 2018 stijgen en bedroeg in het derde kwartaal van het jaar 2,5%, hoger dan het historisch gemiddelde (sinds 1999) van 2,1%. Al met al weerspiegelde de versnelling van de loongroei de verbeterde omstandigheden op de arbeidsmarkt (zie paragraaf 1.2 hierboven) en het wegebben van de factoren die in het verleden hadden bijgedragen tot een beperking van de loongroei, zoals de impact van de eerdere lage inflatie die het gevolg was van formele en informele loonindexeringen en de effecten van arbeidsmarkthervormingen die tijdens de financiële crisis in een aantal landen zijn doorgevoerd. Tegen een achtergrond van gematigd gunstige vraag vertaalde de sterkere loongroei zich in een snellere stijging van de arbeidskosten per eenheid product, maar de gevolgen daarvan voor de binnenlandse kostendruk werd verzacht door de winstontwikkeling (afgemeten aan het bruto exploitatie-overschot), die in recente kwartalen is afgezwakt, deels als gevolg van de negatieve impact van de verslechtering van de ruilvoet die verband hield met hogere olieprijzen.[12]

Grafiek 10

Uitsplitsing van de bbp-deflator

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.

De inflatieverwachtingen voor de lange termijn waren in 2018 iets hoger dan in 2017. De verwachtingen voor de inflatie vijf jaar vooruit uit de Survey of Professional Forecasters van de ECB bleven voor een aantal opeenvolgende kwartalen ongewijzigd op 1,9%, iets hoger dan in 2017. De marktgebaseerde indicatoren van de langetermijn-inflatieverwachtingen, zoals de vijfjaars geïndexeerde swaprente vijf jaar vooruit, vertoonden enige volatiliteit en namen tegen het einde van het jaar af, maar bleven gemiddeld grotendeels ongewijzigd ten opzichte van 2017.

1.4 Gunstige financieringsvoorwaarden ondersteunden kredietverlening en geldgroei

In 2018 werden de financiële markten in het eurogebied beïnvloed door onzekerheid met betrekking tot de mondiale en binnenlandse economische vooruitzichten in het eurogebied in combinatie met door politieke factoren veroorzaakt ‘risk off’-sentiment, met name in verband met de brexit, handelsprotectionisme en onzekerheid over de beleidskoers van de Italiaanse regering omtrent de overheidsfinanciën. De geldmarktrente en rendementen op langerlopende obligaties bleven zeer laag, met name dankzij de voortzetting van het accommoderend monetair beleid door de ECB. De financieringsvoorwaarden steunden de bedrijfsinvesteringen, terwijl het vermogen van huishoudens de particuliere consumptie steunde. De geldgroei zwakte af, terwijl de groei van de kredietverlening aan de private sector verder versnelde.

Het rendement op overheidsobligaties in het eurogebied bleef overwegend ongewijzigd

Het rendement op overheidsobligaties in het eurogebied bleef in 2018 overwegend ongewijzigd, maar vertoonde tegen het einde van het jaar een lichte stijging (zie Grafiek 11). Dit was grotendeels het gevolg van overloopeffecten van de geleidelijke afbouw van accommoderend monetair beleid in de Verenigde Staten en de toegenomen spreads in Italië, die tot dusverre slechts beperkte overloopeffecten hebben gehad op andere overheidsobligatiemarkten in het eurogebied. Het bbp-gewogen gemiddelde van de rendementen op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied bedroeg op 31 december 2018 1,01% en bleef daarmee vrijwel ongewijzigd ten opzichte van het gemiddelde in 2017. De spread van de tienjaars overheidsobligaties in de eurolanden steeg ten opzichte van de Duitse tienjaars overheidsobligaties bescheiden, tegen een achtergrond van heersende onzekerheid met betrekking tot begrotingsbeleid.

Grafiek 11

Rendementen op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied, de Verenigde Staten en Duitsland

(procenten per jaar; daggegevens)

Bronnen: Bloomberg, Thomson Reuters Datastream en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De gegevens voor het eurogebied betreffen het tienjaars bbp-gewogen gemiddelde van de rendementen op overheidsobligaties. De laatste waarneming betreft 31 december 2018.

De aandelenkoersen in het eurogebied daalden fors

De aandelenkoersen in het eurogebied daalden in 2018 fors, tegen een achtergrond van oplopende internationale spanningen, politieke onzekerheid in Italië en de geleidelijke normalisering van accommoderend monetair beleid in ontwikkelde economieën (zie Grafiek 12). Meer specifiek daalde een ruime index voor aandelenkoersen van niet-financiële ondernemingen (NFC’s) in het eurogebied in de loop van 2018 met 12,6%, terwijl een index van de aandelenkoersen van banken in het eurogebied daalde met 33,3%. De aandelenkoersen van NFC’s in de Verenigde Staten waren veerkrachtiger dan die in het eurogebied, als gevolg van de sterke macro-economische dynamiek, die voor een deel samenhing met de procyclische budgettaire stimuleringsmaatregelen.

Grafiek 12

Aandelenindices in het eurogebied en de Verenigde Staten

(index: 1 januari 2017 = 100)

Bron: Thomson Reuters Datastream.
Toelichting: Voor het eurogebied worden de EURO STOXX-bankenindex en de Datastream-beursindex voor niet-financiële ondernemingen (NFC’s) getoond en voor de Verenigde Staten de S&P-bankenindex en de Datastream-beursindex voor NFC’s. De laatste waarneming betreft 31 december 2018.

Financieringsvoorwaarden ondersteunden bedrijfsinvesteringen

Over het algemeen bleven de bedrijfsinvesteringen in 2018 steun ondervinden van de gunstige financieringsvoorwaarden voor NFC’s, hoewel de externe financieringsstromen van NFC’s iets afnamen (zie Grafiek 13). Deze afname was vooral het gevolg van een verminderd aanbod van "overige” financieringsbronnen (waaronder intragroepsleningen en handelskredieten). Tegelijkertijd werd de netto-uitgifte van genoteerde aandelen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen gedrukt door bijzondere factoren en door de betrekkelijk hoge kosten van financiering middels eigen vermogen. Ondanks een geleidelijke groei van het rendementsecart van bedrijfsobligaties in de loop van 2018 bleef de uitgifte van schuldbewijzen steun ondervinden van het aankoopprogramma voor bedrijfsobligaties (CSPP), dat in juni 2016 werd geïntroduceerd (zie Kader 3). Bovendien versnelde de twaalfmaands groei van bankleningen aan NFC’s in 2018 verder. Het herstel van de kredietgroei is vanaf medio 2014 ondersteund door de significante daling van de rentetarieven voor bancaire kredietverlening overal in het eurogebied (zie Paragraaf 2.1), die in 2018 doorzette. Dit was in niet geringe mate toe te schrijven aan de bijzondere monetairbeleidsmaatregelen van de ECB, die voor algemene verbetering hebben gezorgd in het aanbod van en de vraag naar bankleningen. Daarnaast hebben banken vooruitgang geboekt met het consolideren van hun balans, hoewel het volume aan niet-renderende leningen in enkele landen hoog bleef.

Grafiek 13

Netto externe financieringsstromen naar niet-financiële ondernemingen in het eurogebied

(stromen op jaarbasis; EUR miljard)

Bronnen: Eurostat en ECB.
Toelichting: “Overige leningen” omvat leningen van niet-MFI’s (overige financiële instellingen, verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen) en van de rest van de wereld. MFI-leningen en leningen van niet-MFI’s zijn gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties. “Overige” is het verschil tussen het totaal en de in de grafiek genoemde instrumenten. Hierin zijn intragroepsleningen en handelskredieten begrepen. De meest recente waarnemingen betreffen het derde kwartaal van 2018.

De particuliere consumptie werd ondersteund door de vermogens van huishoudens

Het nettovermogen van huishoudens steeg de eerste drie kwartalen van 2018 en ondersteunde daardoor de particuliere consumptie. Hierbij zorgde met name de voortdurende stijging van de huizenprijzen voor aanzienlijke vermogenswinsten op door huishoudens aangehouden vastgoed. Tegelijkertijd resulteerden dalingen van de aandelenkoersen in vermogensverlies op door huishoudens aangehouden financiële activa. Hoewel de twaalfmaands groei van de bancaire leningen aan huishoudens voor woningaankoop historisch beschouwd bescheiden was, werden er veel leningen afgesloten.[13] De bruto schuldenlast van huishoudens – uitgedrukt als percentage van het bruto nominaal besteedbaar inkomen van huishoudens – was ruimschoots hoger dan het gemiddelde vóór de crisis.

De M3-groei ondervond steeds meer steun van de kredietgroei

Al met al bleef de groei van de kredietverlening aan de private sector de geleidelijke opwaartse tendens voortzetten die sinds het begin van 2014 wordt waargenomen. De groei op jaarbasis van de leningen van MFI's (monetaire financiële instellingen) aan de private sector (gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties van leningen en saldocompensatie (notional cash pooling)) steeg van 2,9% in december 2017 naar 3,4% in december 2018 (zie Grafiek 14). De kredietgroei consolideerde zich daardoor als belangrijke aanjager van de groei van het ruime monetaire aggregaat (zie het blauwe gedeelte van de balken in Grafiek 15), die niettemin afnam ten opzichte van de gestage groei van circa 5% die sinds medio 2015 werd waargenomen (zie Grafiek 14). De twaalfmaands groei van M3 bedroeg in december 2018 4,1%, tegen 4,6% aan het einde van 2017. Als gevolg van de vermindering van de netto activa-aankopen door het Eurosysteem (van € 80 miljard naar € 60 miljard in april 2017, naar € 30 miljard in januari 2018, naar € 15 miljard in oktober 2018 en vervolgens naar nul eind december 2018) had het programma voor de aankoop van activa een geringer positief effect op de groei van M3 (zie het rode gedeelte van de balken in Grafiek 15). Tegelijkertijd temperde de netto verkoop van overheidsobligaties door MFI’s in het eurogebied uitgezonderd het Eurosysteem de M3-groei (zie het lichtgroene gedeelte van de balken in Grafiek 15). Ondanks een oplopend rente-ecart ten opzichte van niet in euro's luidende activa werd de bijdrage van netto externe activa per saldo positief in oktober 2018 (zie het gele gedeelte van de balken in Grafiek 15).

Grafiek 14

M3 en leningen aan de private sector

(mutaties in procenten per jaar)

Bron: ECB.

Grafiek 15

M3 en tegenposten

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; gecorrigeerd voor seizoens- en kalendereffecten)

Bron: ECB.
Toelichting: Onder de kredietverlening aan de private sector vallen zowel MFI-leningen aan de private sector als door MFI’s aangehouden effecten die zijn uitgegeven door de private niet-MFI-sector in het eurogebied. De aankopen van door de niet-MFI-sector uitgegeven schuldbewijzen die het Eurosysteem doet in het kader van het CSPP vallen er derhalve ook onder. De laatste waarnemingen betreffen december 2018.

M3 werd gesteund door girale deposito’s

De groei van M3 bleef gesteund worden door de meest liquide componenten van M3, dankzij de lage alternatieve kosten voor het aanhouden van deze liquide deposito’s in een klimaat van zeer lage rentes en een vlakke rendementscurve. De groei van M1, die profiteerde van de hogere groei van girale deposito’s aangehouden door zowel huishoudens als NFC’s, liep eveneens terug en bedroeg in december 2018 6,6%, tegen 8,7% in december 2017.

2 Monetair beleid: geduld, voorzichtigheid en volharding blijven van cruciaal belang

Samen met de onderliggende robuustheid van de economie van het eurogebied en de stevig verankerde inflatieverwachtingen, maakte de aanzienlijke vooruitgang in de richting van een duurzame aanpassing van het inflatieverloop dat het maandelijks tempo van de nettoaankopen van activa in het kader van het programma voor de aankoop van activa (APP) gedurende heel 2018 geleidelijk werd afgeremd en dat die nettoaankopen aan het einde van het jaar werden stopgezet. Het monetair beleid bleef niettemin geduldig, voorzichtig en volhardend, en ook voldoende accommoderend, wat nog steeds nodig was opdat de inflatie duurzaam zou convergeren naar een niveau onder, maar dicht bij 2% op middellange termijn. De monetairbeleidsversoepeling werd verschaft door de resterende nettoaankopen van activa, door de aanzienlijke voorraad aangekochte activa en de daarmee gepaard gaande herinvesteringen, en door de forward guidance betreffende de basisrentetarieven van de ECB, die historisch laag bleven. Eind 2018 waren de monetairbeleidsactiva goed voor 72% van de balans van het Eurosysteem. De balansomvang bereikte een historisch hoogtepunt van €4,7 biljoen. De risico’s verbonden aan de omvangrijke balans werden nog steeds gematigd door het ECB-kader voor risicobeheersing.

2.1 De nettoaankopen van activa werden teruggeschroefd, terwijl de beleidsverruiming aanzienlijk bleef

Het maandelijks tempo van de nettoaankopen van activa in het kader van het APP vertraagde vanaf begin 2018 als gevolg van de steeds robuustere en breder gedragen economische expansie

Omstreeks eind 2017 maakte de economie van het eurogebied een steeds robuustere en breedgedragen economische expansie door. De stevige buitenlandse vraag werkte de groei in de hand en de aantrekkende binnenlandse vraag schraagde de expansie, daarbij geholpen door de werkgelegenheidsgroei, het stijgend vermogen van de huishoudens en de oplopende bedrijfswinsten, alsook door de zeer gunstige financieringsvoorwaarden. De onderliggende prijsdruk bleef gematigd, maar het gestaag wegwerken van de economische onderbenutting zorgde voor een versteviging van het vertrouwen in een duurzame aanpassing van het inflatieverloop. Op basis daarvan kondigde de Raad van Bestuur in oktober 2017 zijn voornemen aan om de maandelijkse aankoopvolumes in het kader van het APP vanaf begin 2018 te reduceren.

Het maandelijks tempo van de nettoaankopen van activa in het kader van het APP werd dus vanaf januari 2018 teruggeschroefd van €60 miljard tot €30 miljard. De Raad van Bestuur ging ervan uit dat het nieuw maandelijks tempo zou worden aangehouden tot eind september 2018 of langer, indien nodig, en in ieder geval tot wanneer hij een duurzame aanpassing zag van het inflatieverloop naar een niveau onder, maar dicht bij 2% op middellange termijn.

Lage basisrentetarieven, aanhoudende nettoaankopen van activa en herinvestering van de hoofdsommen bleven zorgen voor een aanzienlijke beleidsverruiming

Terzelfder tijd bleven de economische vooruitzichten en het inflatieverloop afhankelijk van de aanhoudende ondersteuning door de beleidsmaatregelen van de Raad van Bestuur. De monetaire versoepeling werd verschaft door de aanhoudende nettoaankopen van activa. Bovendien bleven de rentes op de basisherfinancieringstransacties en op de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit ongewijzigd op respectievelijk 0,00%, 0,25% en −0,40% (zie Grafiek 16). De monetaire stimulans werd verder kracht bijgezet door de forward guidance van de Raad van Bestuur: verwacht werd dat de basisrentetarieven geruime tijd op hun huidige niveaus zouden blijven, zeker tot lang na het beëindigen van de nettoaankopen van activa. Daarnaast was de Raad van Bestuur van plan de aflossingen op de in het kader van het APP aangekochte effecten die hun vervaldag bereikten, te herinvesteren gedurende een lange periode na het beëindigen van de nettoaankopen van activa, en in ieder geval zolang als nodig.

Grafiek 16

Basisrentetarieven van de ECB

(procenten per jaar)

Bron: ECB.
Toelichting: De laatste waarneming betreft 31 december 2018.

Ofschoon de economische groei als gevolg van de afgenomen exportvraag enigszins verzwakte ten opzichte van zijn sterk resultaat in 2017, bleef de binnenlandse vraag robuust. Zodoende ondersteunde ze tijdens de eerste helft van 2018 de breedgedragen economische expansie in het eurogebied. Terwijl de risico’s verbonden aan de toegenomen volatiliteit op de financiële markten en de onzekerheid over mondiale factoren, bijvoorbeeld het protectionisme, vergroot waren, bleven de risico’s voor de groei in het eurogebied grotendeels in evenwicht.

Een hoge capaciteitsbezetting, krappe arbeidsmarkten en een aantrekkende loongroei ondersteunden de verdere opbouw van binnenlandse prijsdruk. De indicatoren van de onderliggende inflatie bleven algemeen beschouwd gematigd, maar ze waren wel gestegen ten opzichte van eerdere dieptepunten. De door medewerkers van het Eurosysteem opgestelde macro-economische projecties van juni 2018 waren in overeenstemming met een geleidelijke convergentie van de inflatie naar een niveau onder, maar dicht bij 2% op middellange termijn. Inmiddels was de onzekerheid over de inflatievooruitzichten aanzienlijk afgenomen en was het risico van deflatie verdwenen.

Vertrouwen in de duurzame convergentie van het inflatieverloop

Op zijn vergadering van juni oordeelde de Raad van Bestuur dat er aanzienlijke vooruitgang was geboekt in de richting van een duurzame aanpassing van de inflatie. De onderliggende kracht van de economie van het eurogebied was, samen met de stevig verankerde inflatieverwachtingen, reden om erop te vertrouwen dat de inflatie duurzaam zou blijven convergeren, zelfs na een geleidelijke afbouw van de nettoaankopen van activa.

Tegen die achtergrond bevestigde de Raad van Bestuur tijdens zijn vergadering van juni dat het Eurosysteem tot eind september 2018 door zou gaan met zijn nettoaankopen van activa in het kader van het APP in een maandelijks tempo van €30 miljard. Er werd van uitgegaan dat, afhankelijk van binnenkomende gegevens die de inflatievooruitzichten op middellange termijn zouden bevestigen, de nettoaankopen van activa na september 2018 zouden worden gereduceerd tot €15 miljard per maand voor de periode oktober-december. Daarna zouden de nettoaankopen van activa vermoedelijk worden stopgezet.

Herziene beleidscommunicatie handhaafde monetairbeleidsstimulus

Tegelijkertijd bleven, gelet op de heersende onzekerheid, geduld, voorzichtigheid en volharding van cruciaal belang aangezien de onderliggende prijsdruk afhankelijk bleef van een zeer aanzienlijke monetairbeleidsverruiming. Derhalve werd geloofwaardige en doeltreffende forward guidance verstrekt in verband met het gebruik van de overige beleidsinstrumenten teneinde de duurzame convergentie van de inflatie in de richting van de doelstelling van de ECB verder te ondersteunen:

  • De Raad van Bestuur versterkte zijn forward guidance over het toekomstig verloop van de beleidsrentes: de basisrentetarieven zouden naar verwachting gedurende ten minste de hele zomer van 2019 op hun huidige niveaus blijven, en in ieder geval zolang als nodig om ervoor te zorgen dat de inflatie duurzaam blijft convergeren naar een niveau onder, maar dicht bij 2% op middellange termijn. Door aan de forward guidance een expliciete tijds- en situatiegebonden component toe te voegen, kwam er meer duidelijkheid over het toekomstig verloop van de beleidsrentes, waardoor de verwachtingen ter zake steviger verankerd werden ter ondersteuning van de financiële voorwaarden waarop een duurzame convergentie van de inflatie in de richting van de doelstelling berust. De situatiegebonden component van de forward guidance, die een eerste verhoging van de beleidsrentes expliciet linkt aan de inflatie die volgens een duurzaam aanpassingspad convergeert, was in overeenstemming met een vooruitlopende en op middellange termijn gerichte monetairbeleidsstrategie en beklemtoonde de geloofwaardigheid van het engagement van de Raad van Bestuur ten aanzien van de doelstelling inzake prijsstabiliteit. Tegelijkertijd handhaafde de versterkte forward guidance over de beleidsrentes een adequate beleidsflexibiliteit.
  • Bovendien werd de forward guidance over de herinvestering van de hoofdsommen van op vervaldag gekomen effecten die waren aangekocht in het kader van het APP nogmaals bevestigd. De herinvesteringstermijn zou nog geruime tijd duren na het beëindigen van de nettoaankopen van activa, en in ieder geval zolang als nodig om de gunstige liquiditeitsvoorwaarden en een aanzienlijke monetairbeleidsverruiming te handhaven.

In het licht van de nog steeds heersende onzekerheid en de slechts geleidelijk toenemende onderliggende inflatie, moest het monetair beleid geduldig, voorzichtig en volhardend blijven. Het feit dat de nettostromen in het kader van het APP ten einde liepen, nam niet weg dat het monetair beleid sterk accommoderend diende te blijven. Intussen bracht de beslissing van juni een rotatie op gang van de nettoaankopen van activa naar de beleidsrentes en naar de forward guidance over het vermoedelijk toekomstig verloop van die tarieven als een middel om de monetairbeleidskoers te sturen. Al met al diende in de communicatie een nauwgezet evenwicht te worden gerespecteerd tussen het anticiperen op het einde van de nettoaankopen van activa tegen eind 2018 en het beklemtonen van het vaste voornemen om zolang als nodig monetaire stimuli te verschaffen.

Het hele najaar lang bleef de binnenkomende informatie zwakker dan verwacht als gevolg van de minder levendige buitenlandse vraag, maar ook van enkele land- en sectorspecifieke factoren. Terwijl sommige van die factoren vermoedelijk uitgewerkt zouden raken, zouden andere kunnen wijzen op een matiging van de groeidynamiek. Terzelfder tijd bleef de onderliggende sterkte van de binnenlandse vraag de expansie van de economie van het eurogebied alsook de geleidelijk toenemende inflatiedruk schragen. De binnenlandse kostendruk bleef toenemen en zich uitbreiden tegen de achtergrond van een hoge capaciteitsbezetting en krapper wordende arbeidsmarkten, waardoor de loonstijging opwaarts werd beïnvloed. Over het geheel genomen, werden de risico’s met betrekking tot de groeivooruitzichten nog steeds als grotendeels in evenwicht beschouwd. De risicobalans bewoog zich niettemin neerwaarts vanwege geopolitieke factoren, de dreiging van het protectionisme, kwetsbaarheden op de opkomende markten en volatiliteit op de financiële markten, factoren die tijdens de zomer duidelijker tot uiting waren gekomen en die ook naar het einde van het jaar toe op de voorgrond bleven.

Het APP werd beëindigd, maar het monetair beleid diende sterk accommoderend te blijven

Op basis van de binnenkomende informatie herzag de Raad van Bestuur in december de economische vooruitzichten en kwam hij tot de conclusie dat de algemene beoordeling de prognoses van juni grotendeels bevestigde. De onderliggende robuustheid van de binnenlandse vraag bleef het vertrouwen sterken dat de duurzame convergentie van de inflatie in de richting van de doelstelling van de ECB voortgang had geboekt en zelfs na het beëindigen van de nettoaankopen van activa gehandhaafd zou blijven. Op basis daarvan achtte de Raad van Bestuur het gepast de nettoaankopen van activa in het kader van het APP in december 2018 te beëindigen, zoals was gepland. Tegelijkertijd eiste de duurzame convergentie van de inflatie nog steeds een geduldig, voorzichtig en volhardend monetair beleid. Om die reden werd de forward guidance met betrekking tot de herinvesteringen versterkt. De Raad van Bestuur wilde derhalve de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die waren aangekocht in het kader van het APP, integraal blijven herinvesteren tot lang na het tijdstip waarop hij de basisrentetarieven van de ECB zou zijn beginnen op te trekken, en in ieder geval zolang als nodig om de gunstige liquiditeitsvoorwaarden en een aanzienlijke monetaire versoepeling te handhaven. Het linken van de herinvesteringstermijn aan de renteverhoging bevestigde dat de basisrentetarieven van de ECB en de daarmee gepaard gaande forward guidance inzake het toekomstig verloop van die rentes het voornaamste instrument zouden blijven om de monetairbeleidskoers in de toekomst aan te passen. De forward guidance omtrent de beleidsrentes, versterkt door de herinvestering van de aanzienlijke hoeveelheid aangekochte activa, zou de vereiste ruimte bieden voor de duurzame convergentie van de inflatie naar een niveau onder, maar dicht bij 2% op middellange termijn.

De beleidsmaatregelen zorgden nog steeds voor zeer gunstige financieringsvoorwaarden en bleven de economische expansie ondersteunen

Vlotte tenuitvoerlegging van de nettoaankopen van activa

De tenuitvoerlegging van het APP verliep vlot, zowel in het aankoopprogramma voor staatsobligaties (public sector purchase programme - PSPP) als in de aankoopprogramma’s van de private sector, dat zijn het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (asset-backed securities purchase programme - ABSPP), het programma voor de aankoop van bedrijfsobligaties (corporate sector purchase programme - CSPP) en het derde aankoopprogramma voor gedekte obligaties (third covered bond purchase programme - CBPP3). De volumes van de maandelijkse nettoaankopen waren, gemiddeld beschouwd, in overeenstemming met de door de Raad van Bestuur vastgestelde maandelijkse doelstellingen, namelijk €30 miljard per maand van januari tot september en €15 miljard per maand van oktober tot december (zie Grafiek 17). In augustus bleven de volumes van de nettoaankopen onder de maandelijkse doelstelling als gevolg van seizoenschommelingen in de marktliquiditeit, wat echter werd geneutraliseerd door de lichtjes grotere aankoopvolumes gedurende de rest van het jaar. Op het niveau van de individuele landen gaven de aflossingen van schuldbewijzen die werden aangehouden in de diverse portefeuilles van het programma aanleiding tot sterke schommelingen in de maandelijkse brutoaankopen. Algemeen beschouwd, weken de maandelijkse nettoaankopen in relatieve termen slechts zeer weinig af van de beoogde volumes. De voorraad schuldbewijzen die aan het einde van het jaar in het kader van het PSPP werd aangehouden, bleef grotendeels aansluiten bij de beoogde, op een verdeelsleutel gebaseerde kapitaalallocatie. De tenuitvoerlegging van het PSPP had de liquiditeitsvoorwaarden op de markt voor overheidsobligaties in het eurogebied niet negatief beïnvloed (zie Kader 2). De gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO’s) (zie Paragraaf 2.2) droegen bij tot de gunstige financieringsvoorwaarden, en ondersteunden zodoende de duurzame aanpassing van het inflatieverloop.

Grafiek 17

Maandelijkse nettoaankopen van activa en aflossingen in het kader van het APP in 2018

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Maandelijkse nettoaankopen tegen boekwaarde; maandelijkse werkelijke aflossingsbedragen. De afgeloste bedragen van in het kader van het PSPP aangekochte effecten worden door het Eurosysteem naar best vermogen soepel en tijdig geherinvesteerd in de maand waarin ze vervallen, of in de twee daaropvolgende maanden indien de liquiditeitssituatie op de markt dat rechtvaardigt.

Kader 2
De liquiditeit op de markt van de overheidsobligaties in het eurogebied en de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van door de overheidssector uitgegeven schuldbewijzen

De liquiditeit op de markten voor overheidsobligaties in het eurogebied is belangrijk voor de transmissie van het monetair beleid van de ECB. Een liquide markt bevordert vooral de link tussen de monetairbeleidsbeslissingen van de ECB, de rendementscurve, de prijzen van de financiële activa in het algemeen, en de totale financieringskosten en kapitaaltoewijzingen in de economie. De noodzaak om de liquiditeit op de markten voor overheidsobligaties nauwgezet te volgen, is toegenomen sinds de ECB het PSPP heeft opgestart. Het Eurosysteem heeft in het kader van dat programma een groot aandeel opgekocht van de in het eurogebied uitstaande overheidsobligaties. Tegen die achtergrond worden in dit Kader twee door de ECB regelmatig gevolgde indicatoren van de marktliquiditeit toegelicht. Algemeen beschouwd, lijken die indicatoren erop te wijzen dat de liquiditeitsvoorwaarden op de markten voor overheidsobligaties niet opvallend hebben gereageerd op de start van het PSPP of op wijzigingen in het bedrag van de maandelijkse aankopen.

Een liquide markt wordt doorgaans gezien als een markt waarop het verrichten van een standaardtransactie een beperkte impact heeft op de prijzen. Met andere woorden, een liquide markt heeft ‘diepe’ orderboeken, die na een transactie snel worden aangevuld. Bijgevolg zouden de prijswijzigingen na een transactie minimaal en tijdelijk zijn. Mocht een transactie geacht worden nieuwe informatie te verschaffen over de fundamentele waarde van het verhandelde actief, dan zouden de bied- en laatkoersen uiteraard evenredig worden aangepast, maar het orderboek rond de nieuwe niveaus zou nog steeds diep blijven.

Bij indicatoren van de marktliquiditeit ligt de klemtoon doorgaans op een of meerdere aspecten van de transactiekosten en op de diepte en/of de veerkracht van de markt. De eenvoudigste indicator is de spread tussen de bied- en laatkoers, die informatie verschaft over hoe duur de transactie naar verwachting zal zijn. Meer informatieve indicatoren kunnen worden samengesteld door die spreadinformatie te combineren met, bijvoorbeeld, de diepte van het orderboek, die een maatstaf is voor het transactievolume dat de markt op een bepaald ogenblik gemakkelijk kan verwerken. Maatstaven voor de diepte van de markt zijn doorgaans gebaseerd op informatie afkomstig van de limietenboeken[14], dat zijn de voor traders in real time beschikbare volume- en prijsoverzichten. Veerkracht zegt iets over de dynamiek van de markt, bijvoorbeeld hoe lang het duurt vooraleer de orderboeken na een transactie opnieuw worden aangevuld. Deze maatstaf focust dus op de tijdsdimensie van de marktliquiditeit.

In dit Kader wordt de liquiditeit van de markt voor overheidsobligaties in het eurogebied geanalyseerd op basis van een indicator voor de liquiditeit van het orderboek[15] en een liquiditeitsindicator gebaseerd op de orderuitvoering[16]. Ofschoon deze indicatoren gebaseerd zijn op uiteenlopende marktgegevens (respectievelijk limietboeken en prijsopgaven), focussen ze vooral op de dimensie ‘kosten’ en ‘diepte’ van de liquiditeit.

Zowel de liquiditeitsindicator van de orderboeken als de liquiditeitsindicator gebaseerd op de orderuitvoering wijst erop dat de toestand van de liquiditeit op de markten voor overheidsobligaties in het eurogebied sinds de start van het PSPP niet verslechterd is (zie Grafiek A). Hoewel de beide indicatoren tijdens de beschouwde periode vrij volatiel zijn gebleken, hebben ze geen duurzame opwaartse tendens laten optekenen, ondanks de mettertijd aanzienlijke opbouw van PSPP-belangen. In diezelfde geest hebben de indicatoren doorgaans niet opvallend sterk gereageerd op wijzigingen in de hoeveelheid maandelijkse aankopen in het kader van het PSPP, ook al kan achter de totale hoeveelheid een zekere heterogeniteit tussen de landen schuilgaan.

Grafiek A

Indicatoren van de liquiditeit van de markten voor overheidsobligaties in het eurogebied sinds de start van het PSPP

(index: 100 = 9 maart 2015)

Bronnen: Bloomberg, EuroMTS Ltd en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Een stijging (daling) van de indicatoren impliceert een verslechtering (verbetering) van de liquiditeitssituatie. In de grafiek wordt het vijfdaags voortschrijdend gemiddelde van de indicatoren weergegeven. De orderboekindicator is een voor het hele eurogebied bbp-gewogen gemiddelde van tienjaars overheidsobligaties en de indicator gebaseerd op de orderuitvoering is een volumegewogen gemiddelde voor alle in het kader van het PSPP verhandelde overheidsobligaties. Ze zijn genormaliseerd op 100 per 9 maart 2015, toen de aankopen in het kader van het PSPP van start gingen. De verticale lijnen geven de volgende volumewijzigingen weer in de activa-aankopen die werden verricht in het kader van het PSPP: (1) de start van het programma, met een maandelijks volume van €60 miljard (9 maart 2015); (2) de toename van de maandelijkse nettoaankopen tot €80 miljard (1 april 2016); (3) de daling van de maandelijkse nettoaankopen tot €60 miljard (3 april 2017); (4) de daling van de maandelijkse nettoaankopen tot €30 miljard (2 januari 2018); en (5) de daling van de maandelijkse nettoaankopen tot €15 miljard (1 oktober 2018). De laatste waarneming betreft 21 december 2018. Waarden boven 600 worden proportioneel verkleind met een factor 4.

Uit Grafiek A blijkt dat die liquiditeitsindicatoren doorgaans fors stijgen naar aanleiding van politieke en economische gebeurtenissen, wat gepaard gaat met een verwachte verslechtering van de marktliquiditeit. Dergelijke stijgingen van de indicatoren werden bijvoorbeeld opgetekend tijdens de “Bund tantrum”[17]-periode (die aanving op 28 april 2015) en na het Britse referendum over het EU-lidmaatschap (23 juni 2016). Ook naar aanleiding van de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten (8 november 2016) en Frankrijk (23 april 2017) noteerden deze indicatoren hoger. De hoogste piek in illiquiditeit werd evenwel opgetekend tijdens de periode van politieke spanningen na de vorming van de nieuwe Italiaanse regering (die periode begon op 28 mei 2018), toen de liquiditeit vooral op de Italiaanse markt verslechterde. Die pieken geven meestal landspecifieke verslechteringen van de liquiditeit weer, met beperkte overloopeffecten op andere markten. Bovendien gaat de liquiditeit er gewoonlijk tijdens de zomer en omstreeks het einde van het jaar op achteruit, hoewel dat vanwege de grote schaal minder duidelijk blijkt uit de grafiek. En tot slot lijken de bewegingen van de op de orderuitvoering gebaseerde indicator op die van de indicator van de orderboeken, maar ze geven kennelijk meer ruis. Een samengestelde indicator die wordt opgesteld aan de hand van robuuste wegingsmethodologieën of door aggregatie van een ruime waaier van maatstaven zou de ruis in de individuele maatstaven kunnen matigen.

De zeer gunstige financieringsvoorwaarden van de banken kwamen ten goede aan de bedrijven en de huishoudens

De accommoderende monetairbeleidskoers en de versterking van de bankbalansen bleven bijdragen tot de lage financieringskosten van de banken. Ondanks de toegenomen verspreiding, in de tweede helft van 2018, van de financieringskosten over de landen van het eurogebied, bleven die kosten een flink eind onder de niveaus die werden opgetekend vóór de goedkeuring van het kredietverruimingspakket van de ECB in juni 2014 (zie Grafiek 18). De zeer gunstige financieringsvoorwaarden van de banken werden doorgegeven aan de ruimere economie; daarbij bleven de leenvoorwaarden voor bedrijven en huishoudens over het hele eurogebied aantrekkelijk. De bancaire krediettarieven voor de niet-financiële vennootschappen (NFC’s) en de gezinnen bleven in de buurt van hun historische dieptepunten. Tussen begin juni 2014 en december 2018 daalden ze met respectievelijk ongeveer 130 en 110 basispunten, wat aanzienlijk meer is dan de wijziging in de marktreferentietarieven (zie Grafiek 19).

Grafiek 18

Samengestelde kosten van schuldfinanciering voor de banken

(samengestelde kosten van deposito’s en ongedekte schuldfinanciering via de markt; procenten per jaar)

Bronnen: ECB, Markit iBoxx en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De samengestelde kosten van deposito’s worden berekend als het gemiddelde van de rentetarieven op nieuwe contracten van overnight deposito’s, deposito’s met een vaste looptijd en deposito’s met een opzegtermijn, gewogen naar hun respectieve uitstaande bedragen.

Grafiek 19

Samengestelde rentetarieven voor bankkredieten aan NFC’s en huishoudens

(procenten per jaar)

Bron: ECB.
Toelichting: De samengestelde rentetarieven voor bankkredieten worden berekend door de korte- en langetermijnrentes te aggregeren aan de hand van een 24-maands voortschrijdend gemiddelde van de volumes van de nieuwe contracten.

Ook de marktfinancieringskosten voor de NFC’s bleven uitermate gunstig dankzij de aanhoudende spread-reducerende impact van de nettoaankopen in het kader van het CSPP (zie Kader 3). Niettemin namen de spreads op door NFC’s uitgegeven kredietwaardige obligaties gedurende heel 2018 geleidelijk en gestaag toe ten opzichte van hun dieptepunten van na de crisis, wat toe te schrijven was aan de toenemende onzekerheid over de groeivooruitzichten voor het eurogebied en voor de wereld.

De kredietstromen naar de private sector bleven profijt trekken van de zeer gunstige financieringsvoorwaarden. De toename van de bankkredieten aan de NFC’s en aan de huishoudens zette haar sinds begin 2014 opgetekende geleidelijke opwaartse tendens voort (zie Paragraaf 1.4). De netto-uitgifte van schuldbewijzen door de NFC’s werd nog steeds ondersteund door het CSPP, hoewel ze ietwat afnam ten opzichte van het voorgaande jaar (zie Kader 3). Volgens de statistieken van de ECB betreffende de effectenuitgiften[18], bedroegen de in euro luidende nieuwe netto-uitgiften €56 miljard in de eerste elf maanden van 2018, vergeleken met €91 miljard in de overeenstemmende periode van 2017. De in andere valuta’s luidende nieuwe netto-uitgiften beliepen €3 miljard in de eerste elf maanden van 2018, en €7 miljard in de overeenstemmende periode van 2017, wat strookt met het feit dat het CSPP de NFC’s uit het eurogebied stimuleert om nieuwe schuld uit te geven in euro en om de in andere valuta’s luidende schuld af te lossen.

De lage beleidsrentes en het APP zorgden voor een verhoging van de kredietverstrekkingsvolumes en versoepelden de bankvoorwaarden voor nieuwe leningen

De banken bleven gewag maken van een versoepeling van de kredietnormen en van de algemene voorwaarden voor nieuwe leningen, zulks onder impuls van de monetairbeleidsmaatregelen van de ECB. Volgens de in het eurogebied gehouden enquête naar de bancaire kredietverlening, bleef het APP een versoepelend effect sorteren op de algemene bankvoorwaarden voor nieuwe leningen aan ondernemingen en huishoudens. De monetairbeleidsmaatregelen van de ECB hadden bovendien een positieve impact op de kredietverstrekkingsvolumes. De lage rentetarieven en de aanhoudende economische expansie in het eurogebied bleven de kredietvraag ondersteunen (zie Paragraaf 1.4). Volgens de laatste enquête betreffende de toegang van ondernemingen tot financiering (Survey on the Access to Finance of Enterprises - SAFE)[19], bleven de beschikbaarheid van en de voorwaarden voor externe financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in 2018 verder verbeteren dankzij de aanzienlijke monetairbeleidsversoepeling en de verruimde financieringsvoorwaarden voor kmo’s (zie Kader 3).

Kader 3
Het effect van het programma voor de aankoop van bedrijfsobligaties op de financiering van de niet-financiële vennootschappen in het eurogebied

Het programma voor de aankoop van bedrijfsobligaties, dat deel uitmaakt van het ECB-programma voor de aankoop van activa, is bedoeld om de financieringsvoorwaarden in de reële economie van het eurogebied te versoepelen. Uit de in dit Kader samengevatte analyse van de ECB blijkt dat het CSPP gezorgd heeft voor een aanzienlijke versoepeling van de financieringsvoorwaarden voor de niet-bancaire ondernemingen in het eurogebied. Dat gebeurde via een bijdrage tot de vernauwing van de rendementsecarts op bedrijfsobligaties, alsook via een verbetering van de aanbodvoorwaarden op de primaire markt van de bedrijfsobligaties. Bovendien heeft het CSPP wellicht bijgedragen tot een toename van het bankkrediet aan de NFC’s die zich niet tot de markt voor bedrijfsobligaties wenden.[20]

Het CSPP maakt deel uit van het APP

Het CSPP bestaat uit aankopen, door het Eurosysteem, van kredietwaardige en in euro luidende obligaties die worden uitgegeven door in het eurogebied gevestigde niet-bancaire ondernemingen (dat zijn niet-financiële en verzekeringsondernemingen). Dat programma werd aangekondigd op 10 maart 2016 en de aankopen startten op 8 juni 2016. Sindsdien heeft het Eurosysteem schuldbewijzen aangekocht die zowel op de primaire als op de secundaire markt door de NFC’s worden uitgegeven. Die schuldbewijzen moesten in aanmerking komen als onderpand voor de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en ze dienden in euro te luiden. Omstreeks het tijdstip dat de nettoaankopen van activa in het kader van het APP in december 2018 werden beëindigd, hield het Eurosysteem bedrijfsobligaties aan ter waarde van €178 miljard, wat net iets minder was dan 7% van de totale uitstaande activa die werden aangehouden als gevolg van de aankopen in het kader van het APP.

Impact op de financieringskosten van de NFC’s: het vernauwen van de spreads op bedrijfsobligaties

Sinds de aankondiging van het CSPP in maart 2016, vernauwden de spreads op de bedrijfsobligaties gestaag tot eind 2017, waarna ze in de loop van 2018 opnieuw geleidelijk verbreedden (zie Grafiek A). Uit een econometrische analyse[21] blijkt dat de gestage versmalling van de spreads op bedrijfsobligaties voor obligaties die in aanmerking kwamen voor het CSPP tussen medio 2016 en eind 2017 voornamelijk kon worden toegeschreven aan het CSPP. De versmalling van de spreads voor in aanmerking komende bedrijfsobligaties sorteerde op haar beurt portefeuilleherschikkingseffecten en resulteerde ook in een vernauwing van de spreads op bedrijfsobligaties die niet in aanmerking kwamen voor aankopen in het kader van het CSPP[22]. In 2018 werd de impact van het CSPP ruimschoots geneutraliseerd door wereldwijde en interne onzekerheden binnen het eurogebied, die bijdroegen tot de geleidelijke verhoging van het kredietrisico en, derhalve, van de spreads op bedrijfsobligaties. Het beëindigen, omstreeks eind 2018, van de nettoaankopen van activa in het kader van het CSPP en het wegnemen van de daarmee gepaard gaande vraagdruk vielen samen met een verhoging van de kredietrisicopremies en waarderingen van de bedrijfsobligaties in de richting van de waarden die werden opgetekend vóór de aankondiging van het programma.

Grafiek A

Spreads op kredietwaardige bedrijfsobligaties en “buitensporige obligatiepremies” in het eurogebied

(maandgegevens; procentpunten)

Bronnen: indexcijfers van Merrill Lynch en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De “surplus obligatiepremie” (“excess bond premium” - EBP) is de afwijking van de spread op bedrijfskrediet ten opzichte van het gemeten wanbetalingsrisico van de emittent. De getoonde reeks bevat enkel kredietwaardige obligaties. De verticale lijnen geven de vergaderingen van de Raad van Bestuur weer van 10 maart 2016 en 2 juni 2016. Zie De Santis, R.A., “Credit spreads, economic activity and fragmentation”, Working Paper Series, nr. 1930, ECB, juli 2016. De laatste waarnemingen betreffen december 2018.

Impact op de uitgifte van schuldbewijzen van de NFC’s

Het CSPP hielp ook de aanbodvoorwaarden op de primaire markten voor bedrijfsobligaties verbeteren, vooral onder de in aanmerking komende emittenten. De netto-uitgiften door de NFC’s trokken in maart 2016 aan, samen met de aankondiging van het CSPP en de vernauwing van de spreads op de bedrijfsobligaties. Sindsdien zijn die uitgiften boven het niveau van de voorgaande jaren gebleven. Bovendien hadden de nieuw uitgegeven voor het CSPP in aanmerking komende obligaties een langere looptijd, wat ertoe bijdroeg dat de gemiddelde resterende looptijd van de door de NFC’s uitgegeven preferente ongedekte kredietwaardige obligaties aanzienlijk werd verlengd. Ten slotte kon empirisch worden vastgesteld dat het CSPP de uitgifte, door de NFC’s, bleef stimuleren van nieuwe in aanmerking komende obligaties in euro, veeleer dan in andere valuta’s. Het klimaat van lage rendementen en de geringe spreads op de bedrijfsobligaties lijken ook de uitgifte door emittenten met een minder hoge rating te hebben bevorderd.

Impact op de financieringsstructuur van de NFC’s

De tijdens de afgelopen tweeënhalf jaar gestegen obligatie-uitgifte door de NFC’s weerspiegelt, zeker in het begin, een verschuiving, door sommige bedrijven, van leningen naar marktgebaseerde schuldfinanciering.[23] Een ECB-analyse met betrekking tot de periode van eind 2015 tot medio 2017 leert dat in een ruime steekproef van NFC’s uit het eurogebied, de bedrijven die obligaties uitgaven die in aanmerking kwamen voor het CSPP een stijging optekenden van het aandeel obligaties en een daling van het aandeel langetermijnleningen in hun totale schuldverplichtingen.

Dit bewijs op microniveau wordt bevestigd door de geaggregeerde financiële rekeningen van de NFC’s uit het eurogebied. Tussen de aankondiging van het CSPP en medio 2017 verkleinde, op jaarbasis, het aandeel van de nieuwe, door bedrijven uit het eurogebied aangegane bankleningen ten opzichte van het aandeel van de door die bedrijven uitgegeven nieuwe nettoschuldbewijzen. De NFC’s uit het eurogebied verschoven hun financieringsstructuur aldus naar schuldinstrumenten. Desondanks blijkt de nettostroom van bankleningen naar de sector van de NFC’s sinds medio 2016 positief, en zelfs versneld te zijn. Vanaf medio 2017 keerden de NFC’s uit het eurogebied de tijdelijke vervanging van schuldbewijzen door bankleningen geleidelijk om en nam het relatieve aandeel van nieuw aangegane bankleningen opnieuw toe tot eind 2018.

Impact op het aanbod van bankleningen

Vergelijkt men de gegevens met de enquêteresultaten, dan blijkt ten slotte dat het CSPP kan hebben bijgedragen tot het vrijmaken, op de bankbalansen, van ruimte die vervolgens werd gebruikt om meer leningen te verstrekken aan voor het CSPP in aanmerking komende (voornamelijk kleinere) bedrijven.[24] Uit de Survey on the Access to Finance of Enterprises blijkt dat het nettopercentage van de kleine en middelgrote bedrijven die gewag maken van een grotere bereidheid van de banken om krediet te verschaffen - een ontwikkeling die reeds sinds 2014 aan de gang is - in de tweede helft van 2016, toen het CSPP werd geïntroduceerd, nog ietwat verder toenam. Dat effect is het best zichtbaar in Frankrijk waar de bedrijven, sinds de aankondiging van het CSPP, een ruim aandeel van de grotere uitgifte van obligaties voor hun rekening nemen.

De sinds 2014 genomen monetairbeleidsmaatregelen droegen in aanzienlijke mate bij tot de betere economische resultaten van het eurogebied

De in 2014 ingevoerde ruime monetairbeleidsversoepeling heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot de verbetering van de economische resultaten van het eurogebied, wat bevorderlijk was voor de convergentie van de inflatie in de richting van de doelstelling van de Raad van Bestuur. De particuliere consumptie werd ondersteund door de aanhoudende groei van de werkgelegenheid die, op zijn beurt, deels het gevolg was van eerdere hervormingen op de arbeidsmarkt, en door het groeiend vermogen van de gezinnen. De bedrijfsinvesteringen werden gestimuleerd door de gunstige financieringsvoorwaarden, de stijgende bedrijfswinsten en de stevige vraag. De investeringen in woningen bleven robuust. Worden alle sinds medio 2014 genomen monetairbeleidsmaatregelen in aanmerking genomen, dan wordt de totale impact op zowel de bbp-groei als de inflatie van het eurogebied voor de periode tussen 2016 en 2020 op – cumulatief ongeveer 1,9 procentpunt geraamd.[25]

2.2 De dynamiek van de balans van het Eurosysteem omstreeks het einde van de nettoaankopen van activa

Sinds het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis in 2007-2008 heeft het Eurosysteem een hele reeks zowel conventionele als niet-conventionele monetairbeleidsmaatregelen genomen, die mettertijd een rechtstreeks effect hebben gehad op de omvang en de samenstelling van de balans van het Eurosysteem. Die niet-conventionele maatregelen omvatten leningen tegen onderpand met een oorspronkelijke looptijd tot vier jaar om financiering te verstrekken aan tegenpartijen, alsook aankopen (in het kader van het APP) van door private en openbare entiteiten uitgegeven activa teneinde de monetairbeleidstransmissie te verbeteren en de financieringsvoorwaarden in het eurogebied te versoepelen. In de loop van 2018 bleef de balans van het Eurosysteem onder invloed van die niet-conventionele beleidsmaatregelen groeien en tegen het einde van 2018 had ze een historische omvang van € 4,7 biljoen, dat was € 0,2 biljoen meer dan eind 2017.

Het APP leidde in 2018 tot een verdere groei van de balans van het Eurosysteem, zij het in een iets trager tempo dan de voorgaande jaren naarmate de maandelijkse nettoaankopen van activa werden afgebouwd (zie Paragraaf 2.1). Eind 2018 bedroegen de monetairbeleidgebonden rubrieken op de activazijde € 3,4 biljoen, of 72% van de totale activa op de balans van het Eurosysteem (tegen 70% eind 2017). Die rubrieken omvatten kredietverleningen aan kredietinstellingen van het eurogebied, die 16% van de totale activa uitmaakten (tegen 17% eind 2017), en voor monetairbeleidsdoeleinden aangekochte activa, die goed waren voor ongeveer 56% van de totale activa (tegen 53% eind 2017), zoals blijkt uit Grafiek 20. Andere financiële activa bestonden voornamelijk uit: (i) door het Eurosysteem aangehouden vreemde valuta’s en goud; (ii) in euro luidende niet-monetairbeleidsportefeuilles; en (iii) noodliquiditeitssteun die enkele nationale centrale banken (NCB's) van het Eurosysteem verleenden aan solvabele financiële instellingen met tijdelijke liquiditeitsproblemen. Die overige financiële activa moeten voldoen aan (in diverse wetteksten[26] vastgelegde) interne rapportagevereisten van het Eurosysteem en beperkingen die vooral het gevolg zijn van het verbod op monetaire financiering en van het feit dat ze het monetair beleid niet mogen doorkruisen.

Aan de passiefzijde werd het grootste effect van het aanhoudend accommoderend monetair beleid opgetekend in de door de tegenpartijen aangehouden reserves en hun beroep op de depositofaciliteit, die nagenoeg onveranderd bleven op € 2 biljoen en eind 2018 39% van de passiva uitmaakten, tegen 42% eind 2017. De bankbiljetten in omloop namen toe in overeenstemming met de historische groeitendens, maar bleven in vergelijking met eind 2017 onveranderd, in relatieve termen, op 26% van de passiva. De overige passiva, met inbegrip van kapitaal en herwaarderingsrekeningen, waren goed voor 34%, (tegen 32% eind 2017), en namen in absolute termen met € 0,2 biljoen toe (zie Grafiek 20).

Grafiek 20

Verloop van de geconsolideerde balans van het Eurosysteem

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Positieve cijfers hebben betrekking op activa, negatieve op passiva. De lijn voor liquiditeitsoverschotten stelt een positieve waarde voor, hoewel die lijn verwijst naar de som van de volgende passiefposten: rekening-couranttegoeden bovenop de reserveverplichtingen en beroep op de depositofaciliteit.

Gemiddelde looptijd van de APP-portefeuille en verdeling over activa en rechtsgebieden

Eind 2018 waren de in het kader van het APP aangehouden effecten goed voor €2,6 biljoen.

Het maandelijks bedrag van de nettoaankopen van activa werd teruggebracht van € 30 miljard in januari tot € 15 miljard vanaf oktober 2018. Aan het einde van het jaar waren de in het kader van het APP aangehouden effecten[27] goed voor € 2,6 biljoen.[28]

Het ABSPP maakte aan het einde van het jaar 1% (€ 28 miljard), het CBPP3 10% (€ 262 miljard) en het CSPP 7% (€ 178 miljard) uit van de totale APP-portefeuille. Van de aankoopprogramma’s van de private sector droeg het CSPP in 2018 het meest bij tot de toename van de APP-effecten, met nettoaankopen naar rato van € 48 miljard. De aankopen in het kader van het CSPP berusten op een benchmark die alle in aanmerking komende uitstaande emissies proportioneel weerspiegelt. Dit impliceert dat de marktkapitalisatie een weging verschaft voor ieder rechtsgebied van uitgifte in de benchmark.

Het PSPP maakte 82% uit van de totale APP-portefeuille

Het PSPP maakte eind 2018 het grootste gedeelte van het APP uit; het bedroeg € 2,1 biljoen of 82% van alle in het kader van het APP aangehouden effecten, vergeleken met 83% eind 2017. Voor het PSPP wordt de toerekening van de aankopen aan de rechtsgebieden bepaald door de kapitaalverdeelsleutel van de ECB. Binnen het hun individueel toegewezen aandeel kunnen de ECB en de NCB's van het eurogebied flexibel kiezen tussen aankopen van effecten van de centrale, regionale en lokale overheid, effecten die werden uitgegeven door in de respectieve rechtsgebieden gevestigde overheidsgerelateerde instanties en, zo nodig, effecten uitgegeven door supranationale instellingen. De gewogen gemiddelde looptijd van de in het kader van het PSPP aangehouden effecten bedroeg eind 2018 7,4 jaar, iets minder dan de 7,7 jaar aan het einde van 2017, met enige variatie tussen de rechtsgebieden.[29]

Het Eurosysteem herbelegt de aflossingen van de hoofdsom van de krachtens het APP aangekochte activa als ze op vervaldag komen. De herbeleggingen in het kader van de aankoopprogramma’s van de private sector beliepen in 2018 € 30,9 miljard, terwijl de herbeleggingen in het kader van het PSPP op € 116,7 miljard uitkwamen.[30] De krachtens het PSPP en het CSPP aangekochte effecten werden verder beschikbaar gesteld voor effectenuitleningen[31] teneinde de liquiditeit op de obligatie- en repurchase agreement (repo)markt te ondersteunen.[32]

Verloop van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem

Het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem is sinds eind 2017 met € 30,6 miljard gedaald, tot € 733,4 miljard eind 2018. Dat kan grotendeels worden toegeschreven aan de vrijwillige aflossingen van € 4,5 miljard en het vervallen van € 8,9 miljard van de TLTRO-I-transacties, evenals aan de vrijwillige aflossingen van € 17,8 miljard van de TLTRO-II-transacties. De gewogen gemiddelde looptijd van uitstaande herfinancieringstransacties van het Eurosysteem liep terug van ongeveer 2,7 jaar eind 2017 tot zowat 1,8 jaar eind 2018. De gewogen gemiddelde TLTRO-II-rente bedroeg −0,3650% (afgerond).

2.3 Het risicobeheersingskader voor het APP beperkt de financiële risico’s en ondersteunt tegelijkertijd de monetairbeleidsdoelstelling

Risico-efficiëntie is een basisprincipe van de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem.

Drie hoofdprincipes vormen, uit monetairbeleidsoogpunt, de leidraad voor de aankoop van activa. Ten eerste moeten de activa-aankopen een doeltreffend instrument zijn om de primaire doelstelling te bereiken van het monetair beleid van de ECB, namelijk het handhaven van de prijsstabiliteit. Ten tweede moeten de activa-aankopen in verhouding staan tot de beleidsdoelstellingen en moeten marktverstoringen worden vermeden. Indien, ten derde, de beleidsdoelstellingen op diverse manieren kunnen worden bereikt, moet een manier worden gekozen die zowel uit operationeel oogpunt als uit risico-oogpunt efficiënt is. Tegen die achtergrond streeft de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem risico-efficiëntie na: de beleidsdoelstellingen halen met zo weinig mogelijk risico’s voor het Eurosysteem.[33]

Outright activa-aankopen vergen een specifiek risicobeheersingskader

Aan alle monetairbeleidsinstrumenten, inclusief de outright activa-aankopen, zijn inherent risico’s verbonden, die worden beheerd en beheerst door het Eurosysteem. Het betreft krediet-, markt- en liquiditeitsrisico's en operationele en juridische risico’s. De outright activa-aankopen vergen specifieke risicobeheersingskaders om de financiële risico’s te beperken die afhankelijk zijn van de specifieke beleidsdoelstellingen en van de kenmerken en risicoprofielen van de verschillende types van activa. Ieder kader bestaat uit beleenbaarheidscriteria, kredietbeoordelings- en zorgvuldigheidsprocedures, waarderingsraamwerken, benchmarks en limieten. De risicobeheersingskaders hebben niet alleen tot doel de financiële risico's te beperken, ze dragen ook bij tot een succesvolle realisatie van de beleidsdoelstellingen door de activa-aankopen te sturen in de richting van een gediversifieerde, marktneutrale portefeuillesamenstelling. Hieronder worden de risicobeheersingskaders voor de tenuitvoerlegging van het APP beschreven. In Tabel 1 worden de kernelementen van die kaders samengevat. De risicobeheersingskaders blijven van kracht gedurende de herinvesteringsperiode en zolang de APP-effecten op de balans van het Eurosysteem zijn opgenomen.

Tabel 1

Kernelementen van de risicobeheersingskaders voor het APP

Bron: ECB.
Toelichting: CQS: credit quality step - kredietkwaliteitscategorie zoals in de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem (zie kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem); CAC: collective action clause - collectieve-actieclausule.

Beleenbaarheidscriteria voor outright activa-aankopen

De beleenbaarheidscriteria gelden voor alle activacategorieën

Alleen verhandelbare activa die worden geaccepteerd als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem komen in aanmerking voor outright activa-aankopen. De beleenbaarheidscriteria inzake onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem worden vermeld in het algemeen beleidskader voor monetairbeleidsinstrumenten. Beleenbare activa moeten voldoen aan, onder meer, de criteria voor kredietkwaliteitscategorie 3 (‘credit quality step 3’ - CQS) in de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, bijvoorbeeld beschikken over ten minste één kredietrating[34] van een binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (‘Eurosystem credit assessment framework’ - ECAF) aanvaarde externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI). De activa moeten bovendien in euro luiden en uitgegeven en afgewikkeld worden in het eurogebied. In het geval van effecten op onderpand van activa (‘asset-backed securities’ - ABS’s), moeten de debiteuren van de respectieve vorderingen zich hoofdzakelijk in het eurogebied bevinden.

Voor activa die door centrale overheden zijn uitgegeven of gewaarborgd, kan worden afgezien van de minimale kredietkwaliteitscategorie 3 wanneer het respectieve rechtsgebied onderworpen is en voldoet aan een programma van de EU of het IMF zoals besloten door de Raad van Bestuur. Activa die voor aankoop in aanmerking komen op grond van een vrijstelling van de minimale kredietkwaliteitsdrempel moeten aan aanvullende vereisten voldoen. Zo mogen ze niet worden aangekocht tijdens de evaluatieperiode van zo’n programma, en mogen ze pas worden hervat als het resultaat van de evaluatie positief is. Voor het ABSPP en het CBPP3 moeten dergelijke activa de hoogst haalbare rating in het rechtsgebied hebben en aan andere voorwaarden voldoen om het toegenomen risico te beperken.

Behalve de beleenbaarheidscriteria hierboven, zijn specifieke beleenbaarheidscriteria van toepassing, afhankelijk van het programma. Zo gelden voor het PSPP en het CSPP minimale en maximale looptijden.[35] Voor het CSPP komen activa die worden uitgegeven door kredietinstellingen, of door emittenten waarvan de moederonderneming een kredietinstelling is, niet in aanmerking voor aankoop. Voor het CSPP en het CBPP3 worden ook activa die door afwikkelingsentiteiten en vermogensbeheermaatschappijen worden uitgegeven, uitgesloten van aankopen. Voor het CBPP3 moeten de activa beleenbaar zijn als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem en, bovendien, aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen om te worden geaccepteerd als onderpand voor eigen gebruik, dat wil zeggen dat ze gebruikt kunnen worden als onderpand door de emitterende kredietinstelling.[36] Voorts komen “conditional pass-through covered bonds” niet in aanmerking voor aankoop vanaf 1 januari 2019. Tot slot mogen de activa-aankopen geen inbreuk maken op het verbod op monetaire financiering van overheden zoals bepaald in artikel 123, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Kredietrisicobeoordeling en zorgvuldigheidsonderzoek

Er vinden voortdurend kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsonderzoeken plaats

Voor de aankoopprogramma's van de private sector onderwerpt het Eurosysteem het voor aankoop in aanmerking komende universum voortdurend aan aangepaste kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsprocedures. De raamwerken voor monitoring steunen op bepaalde risico-indicatoren. Voor deze beoordelingen en procedures geldt het proportionaliteitsbeginsel, waarbij risicovollere activa aan een diepgaander analyse worden onderworpen. Indien gerechtvaardigd, kunnen aanvullende risicobeheersingsmaatregelen van toepassing zijn, ook in overeenstemming met het proportionaliteitsbeginsel, met name beperkingen op of de opschorting van aankopen en, in uitzonderlijke gevallen, zelfs de verkoop van activa, waarvoor een beoordeling per geval door de Raad van Bestuur vereist is.

Waarderingskaders

De waarderingskaders garanderen dat de aankopen plaatsvinden tegen marktprijzen

De waarderingskaders voor het APP garanderen dat de aankopen tegen marktprijzen plaatsvinden teneinde marktverstoringen tot een minimum te beperken en op een vlottere manier risico-efficiëntie te realiseren. In deze waarderingskaders wordt rekening gehouden met de beschikbare marktprijzen, de kwaliteit van die prijzen en de reële waarde. Er worden ook ex post prijscontroles uitgevoerd om na te gaan of de transactieprijzen waartegen de aankopen gebeurden de marktprijzen op het tijdstip van de transacties weerspiegelden.

In het kader van de aankoopprogramma’s van de private sector zijn activa-aankopen tegen een negatief rendement toegestaan wanneer dat rendement hoger is dan de rente op de depositofaciliteit. Aankopen tegen rendementen onder de rente op de depositofaciliteit zijn uitsluitend toegestaan in het kader van het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen en alleen voor zover nodig.[37]

Benchmarks

Benchmarks worden gebruikt om diversificatie te waarborgen

Benchmarks worden gebruikt om een gediversifieerde portefeuille uit te bouwen; ze helpen ook de risico’s beperken. De benchmarks voor de aankoopprogramma's van de private sector berusten op de marktkapitalisatie van het voor aankoop in aanmerking komende universum, dat zijn de nominale uitstaande bedragen van de in aanmerking komende activa die aan de risico-overwegingen beantwoorden. Voor het PSPP stuurt de kapitaalverdeelsleutel van de ECB de aankopen, aangezien de toewijzingen van de aankopen daarin per land zijn vastgelegd.

Limieten

Emissie- en emittentenlimieten zijn een doeltreffend instrument om risicoconcentratie te beperken

Voor het APP gelden limietenraamwerken. Bij het bepalen van de emissie- en emittentenlimieten[38] wordt rekening gehouden met beleidsmatige, operationele en juridische overwegingen en risicobeheersingsoverwegingen. Deze limieten worden afgestemd op de activaklasse, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen activa van de publieke sector en activa van de private sector.

In het PSPP worden emissie- en emittentenlimieten toegepast om de marktwerking en de prijsvorming te vrijwaren, om risicoconcentratie te beperken en om te garanderen dat het Eurosysteem geen dominante schuldeiser van de overheden van het eurogebied wordt. De emissielimiet voor het PSPP werd vastgesteld op 33% van het uitstaande bedrag van de emissie, waarbij per geval moet worden nagegaan of dit er niet toe zou leiden dat het Eurosysteem een blokkeringsminderheid zou hebben voor de toepassing van collectieve-actieclausules (CAC’s).[39] Anders bedraagt de emissielimiet 25%. De emittentenlimiet is vastgesteld op 33% van het uitstaande bedrag van in aanmerking komende activa die zijn uitgegeven door de respectieve openbare instelling.

Voor de aankoopprogramma's van de private sector ligt de emissielimiet hoger, namelijk op 70%.[40] In het CSPP gelden in specifieke gevallen lagere emissielimieten, bijvoorbeeld voor activa die worden uitgegeven door overheidsbedrijven, die op een soortgelijke manier worden behandeld als in het kader van het PSPP. Bovenop die emissielimieten worden emittentenlimieten toegepast voor het CBPP3 en het CSPP. In het bijzonder voor het CSPP worden die emittentenlimieten bepaald op basis van een op benchmarking gebaseerde toewijzing die verband houdt met de marktkapitalisatie van een emittentengroep, dit teneinde een gediversifieerde toewijzing van aankopen te waarborgen. Bovendien kunnen lagere limieten van toepassing zijn indien, zoals hierboven toegelicht, het resultaat van de kredietrisicobeoordeling en de zorgvuldigheidsprocedures dat rechtvaardigt.

3 De financiële sector van het eurogebied: toenemende weerbaarheid van de banken tegen risico’s

De risico’s waarmee de financiële sector van het eurogebied te kampen heeft, werden in de loop van 2018 uitdagender. Enerzijds ondersteunden verscheidene factoren het klimaat van financiële stabiliteit, waaronder de groeiende economie en de verbeterende veerkracht van de banksector. Anderzijds hadden de steeds grotere neerwaartse risico’s voor de groei, die vooral het gevolg waren van het toenemende protectionisme en de stijgende politieke onzekerheid en beleidsonzekerheid, een nadelige invloed op de financiële stabiliteit in 2018. De sterke risico’s die op de financiële markten en de vastgoedmarkten werden genomen, bleven het ontstaan van kwetsbaarheden voor activaprijzen in de hand werken, terwijl de risico’s in de groeiende niet-bancaire financiële sector verder opliepen. In die omgeving voerden de landen van het eurogebied, in overleg met de ECB, een aantal macroprudentiële maatregelen uit om systeemrisico's te temperen en de weerbaarheid ertegen te verhogen. ECB-Bankentoezicht nam daarnaast microprudentiële maatregelen en droeg verder bij tot een stabiele Europese banksector en een gelijk speelveld voor alle banken in het eurogebied. Tien jaar na het uitbreken van de mondiale financiële crisis zijn de belangrijkste hervormingen van de regelgeving die de financiële sector weerbaarder hielpen maken, nagenoeg voltooid. Hoewel er aanzienlijke vooruitgang is geboekt, zijn verdere stappen evenwel nodig. In dat verband bleef de ECB in 2018 deelnemen aan de voortgaande discussies over de voltooiing van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie, en beklemtoonde ze ook dat het belangrijk is instrumenten te ontwikkelen om de risico's in de niet-bancaire financiële sector te beperken.

3.1 De situatie van de financiële stabiliteit in 2018

De financiële stabiliteit begon in 2018 een grotere uitdaging te vormen, wat tot uiting kwam in de indicatoren van systeemstress (zie Grafiek 21). Uit de analyse in 2018 bleek dat sommige ontwikkelingen de financiële stabiliteit ondersteunden (zie Hoofdstuk 1) en de weerbaarheid van de banken verbeterden. Een zeer hoge risicoappetijt in bepaalde segmenten van de financiële markt droeg echter bij tot lagere algemene risicopremies. Het toenemende protectionisme en de hernieuwde onrust in de opkomende markteconomieën verwekten vlagen van volatiliteit. In de Europese Unie zorgden de groeiende onzekerheid omtrent het brexitproces en de onrust op de Italiaanse obligatiemarkten voor een grotere politieke onzekerheid en beleidsonzekerheid.

Grafiek 21

Financial stability risk index en samengestelde indicator van systeemstress op de financiële markten voor het eurogebied

(januari 2011-oktober 2018)

Bronnen: Bloomberg, Eurostat, ECB en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Voor nadere informatie over de financial stability risk index (FSRI), zie Special Feature A in Financial Stability Review, ECB, mei 2018. De schaal van de FSRI toont de afwijking van het historische gemiddelde, uitgedrukt in veelvouden van de historische standaarddeviatie. De samengestelde indicator van systeemstress op de financiële markten (composite indicator of systemic stress in financial markets - CISS) is genormaliseerd naar een niveau tussen 0 en 1. FSRI: kwartaalfrequentie; CISS: wekelijkse frequentie, tweeweeks voortschrijdend gemiddelde.

Vier belangrijke risico's voor de financiële stabiliteit

Tegen die achtergrond werden over een periode van twee jaar vier belangrijke risico's voor de financiële stabiliteit van het eurogebied vastgesteld en besproken in het halfjaarlijks Financial Stability Review van de ECB.

Risico op scherpe dalingen van de activaprijzen

Een mogelijke ongeordende stijging van de algemene risicopremies vormde het eerste belangrijke risico voor de financiële stabiliteit in de komende jaren. De belangrijkste oorzaken die zouden kunnen leiden tot een ongeordende stijging van de risicopremies hangen samen met zowel binnenlandse als buitenlandse factoren. Daartoe behoren wanordelijke reacties van de markten op de politieke onzekerheid of de beleidsonzekerheid, verdere onrust in de opkomende markteconomieën met mogelijke overloopeffecten in de geavanceerde economieën en een scherpe omslag in de macrofinanciële vooruitzichten in de Verenigde Staten. Hoge waarderingen van de activaprijzen en nauwe correlaties tussen mondiale prijzen van financiële activa kunnen een potentiële toename van de algemene risicopremies versterken.

Bezorgdheid over de houdbaarheid van de schuld

Het tweede belangrijke risico had te maken met bezorgdheid over de houdbaarheid van de schuld. De indicatoren van stress op de markt voor overheidsobligaties in het eurogebied namen medio 2018 enigszins toe, als gevolg van politieke ontwikkelingen in Italië. De stijgingen waren echter relatief gematigd, wat erop wees dat de stress niet te sterk doorwerkte in de andere landen van het eurogebied. De overheidsschuld in het eurogebied bleef hoog en de schuldratio nam de afgelopen jaren in verscheidene landen met een hoge schuld verder toe. Bovendien bleef het schuldniveau van de private sector in sommige landen hoog, zowel naar historische als naar internationale maatstaven, en lag het boven drempels die gewoonlijk gepaard gaan met een zich ophopende schuldenlast, hoewel de schulddynamiek verder profiteerde van de stevige conjunctuur in het eurogebied, in combinatie met de zeer gunstige financieringsvoorwaarden.

Figuur 1

Belangrijkste risico's voor de financiële stabiliteit in het eurogebied

Bron: ECB.
Toelichting: Beoordeling van de financiële stabiliteit op 29 november 2018.

De vastgoedmarkten in het hele eurogebied wonnen in de loop van 2018 aan kracht. De robuuste dynamiek van de huizenprijzen bleef leiden tot lichte signalen van overwaardering op de woningmarkten in het eurogebied als geheel, tegen de achtergrond van verschillen tussen de landen. In de commerciële vastgoedmarkten overtroffen de prijsstijgingen tijdens de afgelopen jaren aanzienlijk de toename van de huurprijzen. De rendementen op commerciële kwaliteitseigendommen volgden dan ook een neerwaartse trend en daalden tot een nieuw laagtepunt in de huidige cyclus. Die rendementsdaling zou een aanwijzing kunnen zijn voor een mogelijke overwaardering van de prijzen op de commerciële vastgoedmarkten. Niettemin moet ook worden opgemerkt dat de eerste tekenen van een rijpere fase van de cyclus zichtbaar werden.

Verstoord intermediatievermogen van de banken

Het derde grote risico hield verband met de lage winstvooruitzichten van de banken in het eurogebied en met het mogelijk verstoorde intermediatievermogen van de banken. De winstgevendheid van de banken in het eurogebied stabiliseerde zich, met een totaal rendement op het eigen vermogen van 6,9% in het derde kwartaal van 2018. De solvabiliteitspositie van de banken bleef vrij stabiel, waarbij de geaggregeerde ratio voor Tier 1-kapitaal van belangrijke instellingen in het eurogebied 14,2% beliep aan het einde van het derde kwartaal van 2018, tegen 14,3% een jaar eerder.

De koersen van de bankaandelen in het eurogebied liepen in 2018 met ongeveer 30% terug, als gevolg van de grotere politieke onzekerheid en de bezorgdheid over de externe vooruitzichten. De daling van de aandelenkoersen droeg bij tot lagere waarderingsratio’s, zodat de geaggregeerde koers/boekwaarde voor de grootste beursgenoteerde banken eind 2018 uitkwam op 0,6.

De gestage daling van de niet-renderende leningen (non-performing loans - NPL’s) van de banken in het eurogebied hield aan. De niet-renderende leningen namen tijdens de eerste drie kwartalen van het jaar af met €94 miljard, en het totale percentage van de niet-renderende leningen van belangrijke instellingen in het eurogebied bedroeg 4,2%, tegen 5,2% een jaar eerder. De NPL’s liepen ofwel sneller ofwel in hetzelfde tempo terug in de meeste landen met een hoog aantal niet-renderende leningen. Uit een gedetailleerde uitsplitsing van de wijzigingen in de NPL-ratio’s tijdens die periode blijkt dat het grootste deel van de dalingen van de NPL-ratio’s verband hield met een herstel, afwikkeling of afboeking van leningen. Tegelijkertijd droeg een actievere secundaire markt voor in waarde verminderde activa ook sterk bij tot de NPL-verminderingen. Onder de verschillende landen bleef de verkoop het hoogst in Italië en Spanje. Ondanks de toename van de transacties had de liquiditeit op de secundaire markten voor NPL's nog steeds te kampen met verscheidene soorten marktfalen. NPL-transactieplatforms zouden dit marktfalen kunnen helpen opvangen door het vooruitzicht te bieden op een grotere transparantie in de NPL-markten, een ruimere deelname van de beleggers te stimuleren en coördinatieproblemen aan te pakken.[41]

Liquiditeitsrisico’s in de beleggingsfondssector

Het vierde belangrijke risico had betrekking op de mogelijke liquiditeitsproblemen in de beleggingsfondssector. Tijdens de afgelopen tien jaar zijn de totale activa in de beleggingsfondssector van het eurogebied meer dan verdubbeld van €5,7 biljoen eind 2008 tot €13,8 biljoen in juni 2018. De beleggingsfondssector omvat nu bijna 20% van de totale activa die door de financiële sector van het eurogebied worden aangehouden. De posities in risicovolle activa van de beleggingsfondsen namen in 2018 verder toe. Tegelijkertijd daalden hun liquiditeitsbuffers, waardoor de sector kwetsbaarder werd voor potentiële schokken op de mondiale financiële markten. Derhalve zouden de fondsen zich bij eventuele grote terugkopen door beleggers genoopt kunnen zien relatief grote delen van hun portefeuille te verkopen, wat de marktprijzen zou kunnen drukken. Hoewel de bestaande regels in de EU een krachtig kader bieden om de beleggers te beschermen en de specifieke kwetsbaarheden van de fondsen aan te pakken, stijgt de bezorgdheid over cyclische risico's die gepaard gaan met het nemen van grotere liquiditeitsrisico's en over de toenemende invloed van de sector als geheel op de markt.

Al met al zijn alle vier de risico's duidelijk nauw verweven en kunnen ze elkaar wederzijds versterken mochten ze bewaarheid worden.

3.2 De macroprudentiële beleidsfunctie van de ECB

Macroprudentieel beleid om systeemrisico’s aan te pakken

Systeemrisico’s in het financieel stelsel worden aangepakt door het macroprudentieel beleid en de ECB heeft ter zake een belangrijke rol en specifieke bevoegdheden gekregen (zie de SSM-Verordening). De ECB heeft vooral de opdracht om de macroprudentiële maatregelen waarin de EU-wetgeving voorziet en die worden toegepast door nationale autoriteiten in landen die onder het ECB-Bankentoezicht vallen, te beoordelen. Ze heeft ook de bevoegdheid om dergelijke nationale maatregelen in de banksector aan te scherpen. In reactie op de risico's waarmee het eurogebied in 2018 werd geconfronteerd, hebben de nationale autoriteiten, in overleg met de ECB, een aantal macroprudentiële maatregelen ten uitvoer gelegd om de systeemrisico's te beperken, om veerkracht op te bouwen en om ervoor te zorgen dat de financiële diensten effectief verder aan de reële economie worden verleend.[42]

Aanhoudende macroprudentiële inspanningen om de financiële stabiliteit te handhaven

Nagaan of de macroprudentiële beleidsmaatregelen adequaat zijn

In 2018 bleef de ECB zich zwaar inspannen op het gebied van macroprudentieel beleid en droeg ze in aanzienlijke mate bij tot het behoud van de financiële stabiliteit. Naast aanzienlijke analytische inspanningen leverde de ECB een platform voor regelmatige gezamenlijke risicobeoordelingen en beleidscoördinatie tussen de ECB en de nationale autoriteiten in het eurogebied. De ECB en die nationale autoriteiten voerden opnieuw brede en open discussies over het gebruik van macroprudentiële instrumenten en over de ontwikkeling van methoden om diverse soorten van systeemrisico’s te beoordelen. Die inspanningen hebben het proces van, en de methoden voor de beoordeling van de systeemrisico’s en de doeltreffendheid van het macroprudentieel beleid in het eurogebied verder verbeterd.

Versterkte communicatie over macroprudentiële beleidskwesties

Voorts bleef de ECB haar communicatie over macroprudentiële beleidskwesties versterken door het lopende werk en het denken van de ECB ter zake transparanter te maken. Naast toespraken, persberichten en andere publicaties zoals Occasional Papers, publiceerde de ECB haar halfjaarlijks Macroprudential Bulletin, dat is een belangrijk communicatiemiddel om het macroprudentieel beleidskader en de besluitvormingsprocedures van de ECB toe te lichten, alsook analytische ontwikkelingen en beoordelingen ter zake. De ECB publiceerde op haar website ook een overzicht van de momenteel geldende macroprudentiële maatregelen in de landen die onder het ECB-Bankentoezicht vallen.

Macroprudentiële beleidsbeslissingen in 2018

In 2018 werden 103 macroprudentiële beleidsbeslissingen door de ECB beoordeeld

Overeenkomstig haar wettelijk mandaat, beoordeelde de ECB in 2018 kennisgevingen van de nationale autoriteiten in het eurogebied met betrekking tot 103 macroprudentiële beslissingen over instrumenten die gericht zijn op conjunctuurgebonden en structurele systeemrisico’s en andere instrumenten krachtens Artikel 458 van de Verordening Kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation - CRR). De meeste kennisgevingen betroffen de vaststelling van contracyclische kapitaalbuffers (CCyB’s), de aanwijzing van mondiale en andere systeemrelevante instellingen (G-SII’s en O-SII’s) en de kalibratie van hun kapitaalbuffers. De Raad van Bestuur van de ECB maakte geen bezwaar tegen de macroprudentiële beslissingen die in 2018 door de nationale autoriteiten werden gemeld.

De beoordeelde beslissingen omvatten de vaststelling van contracyclische kapitaalbuffers en maatregelen gericht op structurele systeemrisico's

Alle 19 eurolanden beoordelen elk kwartaal de conjunctuurgebonden systeemrisico's en, op basis van die beoordelingen, bepalen ze het niveau van hun contracyclische kapitaalbuffers. In 2018 verhoogden vier landen hun contracyclisch bufferpercentage. Národná banka Slovenska besloot dat percentage op 1 augustus 2018 op te trekken van 0,5% tot 1,25%, en op 1 augustus 2019 tot 1,5%, met als argument dat Slowakije een van de EU-landen is met de meest dynamische kredietgroei, zowel voor bedrijven als voor huishoudens. Bovendien besloot Lietuvos bankas het contracyclisch bufferpercentage te verhogen van 0,5%, van kracht sinds 31 december 2018, tot 1%, vanaf 30 juni 2019. Het verhoogde contracyclisch bufferpercentage ging niet gepaard met buitensporige conjunctuurgebonden risico’s, maar veeleer met een wijziging van de leidende beginselen van de bank met betrekking tot de vaststelling van het contracyclisch bufferpercentage (nu op een positief niveau in een gematigd risicoklimaat). De Central Bank of Ireland heeft besloten het contracyclisch bufferpercentage op 1 juli 2019 te activeren op 1%, met de bedoeling voldoende vroeg in de cyclus een buffer aan te leggen om de veerkracht effectief te bevorderen en tegelijkertijd rekening te houden met de relatieve gevoeligheid van het Iers macrofinancieel klimaat voor externe ontwikkelingen. Tot slot voerde de Haut Conseil de Stabilité Financière (HCSF) in Frankrijk voor het eerst een positief bufferpercentage van 0,25% in, dat vanaf 1 juli 2019 van toepassing is, om de weerbaarheid van de banken tegen conjunctuurgebonden risico's te vergroten, met verwijzing naar de gunstige macro-economische context en de aanhoudende versnelling van de financiële cyclus.

Met betrekking tot de macroprudentiële instrumenten die gericht zijn op structurele systeemrisico's, beoordeelde de ECB de beslissingen van de nationale autoriteiten over de kapitaalbuffers voor 106 andere systeemrelevante instellingen[43], alsook drie beslissingen over systeemrisicobuffers. Wat de overeenkomstig artikel 458 van de CRR aangekondigde maatregelen betreft, besloot de HCSF in Frankrijk de limieten voor zware risicoblootstellingen ten opzichte van grote binnenlandse niet-financiële vennootschappen met een hoge schuldenlast te verscherpen om de risico's aan te pakken die voortvloeien uit de versnelling van de financiële cyclus en de aanhoudende opwaartse trend in de schuld van dergelijke vennootschappen. Bovendien heeft de Nationale Bank van België een tweeledige maatregel voorgesteld om vastgoedrisico's aan te pakken: enerzijds een opslagfactor van vijf procentpunten - voor banken die de interneratingbenadering (IRB) hanteren - op de algemene risicoweging voor de retailkredieten die worden gewaarborgd door binnenlands onroerend vermogen en, anderzijds, een extra risicogevoelig element dat gericht is op het risicoprofiel van de hypotheekportefeuille van elke IRB-bank. De maatregel is erop gericht de IRB-banken veerkrachtiger te maken ten opzichte van macroprudentiële risico's die voortvloeien uit de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt en uit de toenemende kwetsbaarheid van de kredietnemers.

Samenwerking met het Europees Comité voor Systeemrisico's

Voortgezette samenwerking met en ondersteuning van het ESRB

De ECB bleef analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning bieden aan het secretariaat van het Europees Comité voor Systeemrisico’s (European Systemic Risk Board - ESRB), dat verantwoordelijk is voor de dagelijkse werkzaamheden van het ESRB. Dit laatste is verantwoordelijk voor het macroprudentieel toezicht op het financieel stelsel van de EU en voor het voorkómen en beperken van systeemrisico’s.

De ECB hielp het ESRB regelmatig bij het aanhoudend opsporen en monitoren van potentiële systeemrisico’s en verleende algemene steun aan door het ESRB verricht onderzoek. De ECB werkte bijvoorbeeld samen met de High-Level Task Force on Safe Assets van het ESRB, die werd opgericht om de praktische overwegingen aangaande door overheidsobligaties gedekte effecten (sovereign bond-backed securities - SBBS) te onderzoeken. Er werd een verslag in twee delen gepubliceerd waarin de belangrijkste bevindingen van de taskforce en de technische analyse die aan deze bevindingen ten grondslag ligt, werden opgenomen. Daarnaast leverde de ECB haar medewerking aan een reeks working papers over SBBS.

Met betrekking tot de niet-bancaire financiële sector in de EU droeg de ECB bij tot het derde nummer van de EU Shadow Banking Monitor, dat een overzicht geeft van de ontwikkelingen in de sector, met de nadruk op de beoordeling van potentiële risico's voor de financiële stabiliteit. Nog op niet-bancair gebied, werkte de ECB mee aan het ESRB-verslag over Macroprudential provisions, measures and instruments for insurance, dat in november 2018 werd gepubliceerd. Het verslag dient als input voor de lopende Solvency II-besprekingen over de versterking, uit macroprudentieel oogpunt, van het regelgevend kader voor verzekeraars en herverzekeraars.

De ECB was medevoorzitter van een deskundigengroep die een antwoord moest bieden op het door de Raad van de EU aan het ESRB gericht verzoek om macroprudentiële benaderingen te ontwikkelen die het ontstaan van systeembrede NPL-problemen kunnen voorkómen, met de nodige aandacht voor de procyclische effecten van maatregelen die de NPL-niveaus aanpakken en voor de potentiële effecten op de financiële stabiliteit. In het gepubliceerde rapport worden de stuwende krachten achter systeembrede verhogingen van de NPL's geïdentificeerd en wordt geconcludeerd dat het bestaand macroprudentieel instrumentarium niet fundamenteel moet worden gewijzigd, maar dat er wel enkele verfijningen moeten worden overwogen.

Daarnaast was de ECB voorzitter van de taskforce die de ongunstige scenario's van het ESRB heeft voorbereid voor de in 2018 door de Europese Bankautoriteit voor de hele EU uitgevoerde stresstest en voor de in 2018 door de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen uitgevoerde stresstest voor verzekeringen, en bood ze kritische technische en modellerende ondersteuning. Daarnaast organiseerde de ECB in december 2018 de jaarlijkse workshop over stresstests.

Tot slot bleef de ECB het ESRB ondersteunen bij de analyse van de omvangrijke gegevens waarover dat Comité kan beschikken krachtens de Verordening Europese Marktinfrastructuur. Dit werk maakte een dagelijkse verzameling, verwerking en analyse van de gegevens mogelijk. Dankzij die analytische inspanning worden het ESRB en zijn adviescomités en hun substructuren op dit ogenblik ondersteund bij de uitvoering van een uitgebreider en tijdiger toezicht op de derivatenmarkten.

Voor meer informatie over het ESRB wordt verwezen naar de website van dat Comité en naar zijn Jaarverslagen.

3.3 Microprudentiële activiteiten om de soliditeit van de individuele banken te waarborgen

Gedurende heel 2018 bleef ECB-Bankentoezicht bijdragen tot een stabiele Europese banksector en tot gelijke concurrentievoorwaarden voor alle banken in het eurogebied. Hoewel de banken in het eurogebied de afgelopen jaren veerkrachtiger zijn geworden, wachten hun nog aanzienlijke uitdagingen.

Een van de meest urgente uitdagingen voor banken in het eurogebied is het opvoeren van hun winstgevendheid

Een van de meest urgente uitdagingen voor banken in het eurogebied is het opvoeren van hun winstgevendheid. Hoewel de situatie over het algemeen verbeterd is, blijven de banken onder druk staan om hun bedrijfsmodellen aan te passen. Ze moeten nog steeds manieren vinden om gedurende de hele economische cyclus duurzaam winstgevend te worden. In 2018 voltooide en publiceerde ECB-Bankentoezicht een themaonderzoek over winstgevendheid en bedrijfsmodellen. Het onderzoek toonde aan dat de situatie per bank sterk verschillend is. Er bleek ook uit dat het strategisch sturingsvermogen van banken een belangrijke factor is die hun winstgevendheid beïnvloedt. ECB-Bankentoezicht zal de situatie blijven volgen en de bedrijfsmodellen van de banken blijven toetsen.

Het oplossen van het NPL-probleem is een prioriteit

Naast winstgevendheid blijven problematische activa zoals NPL’s een probleem voor de banksector van het eurogebied. NPL’s drukken de winst van de banken, maken ze minder veerkrachtig en verminderen hun vermogen om de economie te financieren. Terwijl het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de banken in kwestie, is het oplossen van het probleem een topprioriteit gebleken van de EU-autoriteiten (getuige het actieplan van de EU om NPL’s in Europa aan te pakken) en van ECB-Bankentoezicht in het bijzonder. Reeds in maart 2017 publiceerde ECB-Bankentoezicht een kwalitatieve leidraad voor de banken inzake de aanpak van NPL’s. Die leidraad werd in maart 2018 aangevuld met een addendum, waarin de verwachtingen ten aanzien van de voorzieningen voor nieuwe NPL’s nauwkeurig worden omschreven. In juli 2018 kondigde ECB-Bankentoezicht verdere stappen aan in de toezichtsaanpak voor bestaande NPL's.

Verbeterde toezichtsmiddelen en -methoden

Het hele jaar lang bleef ECB-Bankentoezicht zijn middelen en methoden verbeteren. Na openbare raadplegingen (die in maart 2018 werden opgestart), publiceerde ECB-Bankentoezicht in november 2018 de finale gidsen voor banken met betrekking tot hun intern kapitaal- en liquiditeitsbeheer (de interne processen van banken ter beoordeling van de kapitaaltoereikendheid (ICAAP) en de liquiditeitstoereikendheid (ILAAP)). Gekoppeld aan de lopende gerichte toetsing van interne modellen (Targeted Review of Internal Models - TRIM), publiceerde ECB-Bankentoezicht in november 2018, na een openbare raadpleging, ook het eerste hoofdstuk van zijn gids over interne modellen. Daarnaast gaf het gidsen uit over de beoordeling van vergunningsaanvragen die ook betrekking hebben op fintech-kredietinstellingen. Een andere gids, die in september 2018 werd gepubliceerd, richt zich op inspecties ter plaatse en onderzoek van interne modellen. Daarin wordt toegelicht hoe dergelijke inspecties worden uitgevoerd. ECB-Bankentoezicht hielp de Europese Bankautoriteit ook bij de stresstest van Europese banken (zie Kader 4).

In 2018 was ECB-Bankentoezicht ook betrokken bij de afhandeling van het faillissement van een belangrijke bank uit het eurogebied. Dat specifieke geval legde de nadruk op de nood aan verdere harmonisering van de regels voor de omgang met failliet gaande banken. En hoewel de ECB niet bevoegd is om het witwassen van geld te bestrijden, maakte dit specifieke geval ook duidelijk dat het probleem op Europees niveau meer geharmoniseerd moet worden aangepakt.

Voor meer gedetailleerde informatie over ECB-Bankentoezicht wordt verwezen naar zijn website en naar het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden.

Kader 4
De in 2018 gehouden EU-stresstest voor banken

Algemene opzet van de stresstest van 2018 en betrokkenheid van de ECB

De ECB was betrokken bij zowel de voorbereiding als de uitvoering van de in 2018 gehouden EU-stresstest die algemeen werd gecoördineerd door de Europese Bankautoriteit (EBA). De stresstest had tot doel de veerkracht van de financiële instellingen te beoordelen, door na te gaan waar ze het meest kwetsbaar waren in een basisscenario en een ongunstig scenario. Daarnaast verschaffen de resultaten van de oefening informatie in het kader van de Procedure voor Prudentiële Toetsing en Evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP) waarin elke deelnemende bank wordt beoordeeld uit zowel kwantitatief als kwalitatief oogpunt. Als onderdeel van de voorbereidingen hielp de ECB het basisscenario en het ongunstige scenario uitwerken. Dit laatste scenario werd samen met het ESRB en de EBA en in nauwe samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten (NBA's) ontworpen. Daarnaast werkte de ECB, samen met de NBA's, actief mee aan het opstellen van de Methodologische toelichting bij de stresstest van de EBA. De belangrijkste opgave voor de methodologie van 2018 was de invoering van de International Financial Reporting Standard 9 (IFRS 9), een standaard voor financiële verslaggeving die een invloed had op verscheidene risicoprofielen (kredietrisico, marktrisico en nettorente-inkomen). Evenzo heeft de ECB, dankzij een vruchtbare samenwerking met deskundigen van de EBA en de NBA's, voor de stresstest de officiële benchmarks voor het kredietrisico bepaald. Die benchmarks voor het kredietrisico zullen door de banken moeten worden toegepast voor portefeuilles waarvoor geen passende kredietrisicomodellen beschikbaar zijn.

Na de start van de EU-stresstest op 31 januari 2018 was de ECB verantwoordelijk voor het kwaliteitsborgingsproces voor de banken onder haar directe toezicht. Door de invoering van de IFRS 9-standaard werd voor de oefening in 2018 een langer tijdschema gehanteerd dan de voorgaande jaren, om de banken meer tijd te bieden hun gegevens betreffende de stresstest in te dienen. Het hoofddoel van de kwaliteitsborging die gezamenlijk door de ECB en de NBA's werd uitgevoerd, was ervoor te zorgen dat de banken de door de EBA uitgewerkte gemeenschappelijke methodologie correct toepasten. Aan het proces werkten meer dan 200 personeelsleden van de ECB mee. De leden van de Joint Supervisory Teams in de microprudentiële toezichtsfunctie van de ECB moesten de door de banken ingediende projecties grondig analyseren, rekening houdend met bankenspecifieke kenmerken. Ze onderhielden ook de directe contacten met de banken. Horizontale bottom-upteams dienden te beoordelen of de banken aan de methodologische vereisten voldeden, en dienden de consistentie en geloofwaardigheid van de resultaten per bank te onderzoeken door middel van vergelijkende analyses. De top-downteams in de macroprudentiële functie van de ECB toetsten de door de banken ingediende gegevens aan de hand van hun top-downmodellen. De werkzaamheden werden ondersteund door een specifiek projectmanagementbureau, alsook door infrastructuurteams en coördinatoren voor de landen, wat de interacties met de nationale autoriteiten vergemakkelijkte.

Van de 48 banken waarop de door de EBA gehouden stresstest betrekking had, stonden er 33 onder het directe toezicht van ECB-Bankentoezicht; deze vertegenwoordigden 70% van de bancaire activa in het eurogebied. Op 2 november 2018 publiceerde de EBA afzonderlijke resultaten voor alle 48 banken, samen met gedetailleerde balans- en blootstellingsgegevens aan het einde van 2017. Naast de test voor de 33 ECB-banken in de EBA-steekproef, voerde de ECB tegelijkertijd haar eigen SREP-stresstest uit voor 54 andere banken waarop ze direct toezicht uitoefent maar die niet in de EBA-steekproef zijn opgenomen[44]. Deze oefening was gebaseerd op dezelfde methodologie en scenario’s als voor de EU-stresstest, maar paste minder verfijnde benaderingen en minder strikte rapportagedrempels toe om kleinere banken op een evenredige wijze te behandelen.

Eerder in 2018 onderwierp de ECB ook de vier Griekse banken onder haar direct toezicht aan een stresstest. Hoewel deze test dezelfde methodologie, scenario's en kwaliteitsborging hanteerde als die voor de EU-stresstest van de EBA, werd hij versneld uitgevoerd om de oefening af te ronden vóór het derde ondersteuningsprogramma voor Griekenland van het Europees stabiliteitsmechanisme verstreek.

De scenario’s

Het ongunstige scenario voor de stresstest van 2018 was gebaseerd op een consistente reeks macrofinanciële schokken die zich tijdens een crisis zouden kunnen voordoen. Voor het eurogebied omvatte het scenario een cumulatieve inkrimping van het bbp met 2,4%, een cumulatieve daling van de vastgoedprijzen met 17% en een onmiddellijke afname van de aandelenkoersen met 31%.

Het scenario weerspiegelde de belangrijkste systeemrisico's die bij aanvang van de oefening waren vastgesteld, waaronder: (i) een abrupte en aanzienlijke risicoherwaardering op de mondiale financiële markten; (ii) bezorgdheid over de houdbaarheid van de schuld van de overheid en de private sector; (iii) een negatieve wisselwerking tussen de geringe winstgevendheid van de banken en de lage nominale groei, en (iv) liquiditeitsrisico's in de niet-bancaire financiële sector met potentiële doorwerkingseffecten op het bredere financiële stelsel.

Om de lange vertraging tussen de start van de EBA-stresstests, begin 2018, en de publicatie van de resultaten op te vangen, verrichtte de ECB aanvullende gevoeligheidsanalyses voor risico’s die in de loop van het jaar opdoken, zoals een bruuske neergang van de meest relevante opkomende markteconomieën voor de banken van het eurogebied en additionele spanningen op de markten voor overheidsschuld. De resultaten ervan publiceerde ze in het Financial Stability Review (FSR) van november 2018.

Resultaten van de EBA-stresstest van 2018 en bepalende factoren

De toepassing van het ongunstige scenario resulteerde in een afname van het totale tier 1-kernkapitaal (Common Equity Tier 1 – CET1) voor de 33 banken onder het directe toezicht van de ECB met 3,8 procentpunt op een fully loaded basis, zodat het totale CET1-kapitaal terugliep van 13,7% eind 2017 tot 9,9% eind 2020. Dit was ten belope van 0,3 procentpunt toe te schrijven aan de eerste toepassing van de IFRS 9-standaard, die op 1 januari 2018 van kracht werd. De overeenkomstige daling ligt 0,5 procentpunt hoger dan in de oefening van 2016.

Een bepalende factor van de afname van het kapitaal in het ongunstige macro-economische scenario was de waardevermindering op kredieten die grotendeels toe te schrijven was aan het feit dat het macro-economische scenario strenger was dan in de stresstest van 2016 en aan de invoering van IFRS 9 (in het bijzonder het model met voorzieningen voor verliezen over de gehele looptijd van leningen). De uitstaande niet-renderende leningen (non-performing loans - NPL’s) speelden in 2018 een minder belangrijke rol in de oefening dan in 2016, als gevolg van verbeteringen in de balansen van de banken. Een tweede bepalende factor was een schok in de financieringsecarts die het marktrisico van de banken beïnvloedde, die deels werd gecompenseerd door het positieve effect van de hogere lange rente. Een derde bepalende factor was de invloed van marktprijs- en liquiditeitsschokken op de portefeuilles in reële waarde. De weerslag van de volledige herwaardering van die portefeuilles was het sterkst voor de mondiaal systeemrelevante banken. Die banken konden de verliezen echter grotendeels goedmaken door hogere klantenbaten. De schok op de liquiditeits- en modelonzekerheidsreserves beïnvloedde de mondiaal systeemrelevante banken eveneens meer dan de overige banken. Een andere belangrijke oorzaak was de aanzienlijke druk op de netto-inkomsten uit provisies en commissies.

De grotere daling van het kapitaal werd ook beïnvloed door een risicogevoeliger methodologie. Dit werd slechts deels gecompenseerd door de effecten van de verbeterde activakwaliteit, vooral als gevolg van de succesvolle verlaging van de NPL-volumes, en door de baten die voortvloeien uit de sterkere toename van de langetermijnrente in het scenario.

Ondanks de sterkere afname lag na de schok de totale CET1-kapitaalratio op een fully loaded basis met 9,9% hoger dan die in de stresstest van 2016, toen die ratio op 8,8% uitkwam. Dit was het resultaat van de aanhoudende inspanningen van de banken om problematische activa uit het verleden aan te pakken, alsook van de gestage opbouw van kapitaal tijdens de afgelopen jaren. Die uitkomst bevestigde de verbeterde weerbaarheid van de deelnemende banken tegen macro-economische schokken. De oefening bracht echter ook kwetsbaarheden van afzonderlijke banken aan het licht en verschafte een belangrijk aanvullend inzicht in het vermogen van de banken om stresstests uit te voeren en risico's te beheersen, aspecten die de toezichthouders zullen blijven nagaan.

De resultaten van de aanvullende gevoeligheidsanalyses, die in het meest recente FSR zijn verschenen, wezen erop dat mochten de beschouwde additionele risico's zich hebben voorgedaan, dit zou hebben geleid tot een verdere verslechtering van de resultaten met ongeveer 0,3 tot 0,7 procentpunt van het CET1-kapitaal naast de kapitaalvermindering met 3,8 procentpunt.

3.4 De bijdrage van de ECB tot de versterking van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie

Hervormingen inzake regelgeving na de crisis hebben de financiële sector veerkrachtiger gemaakt, maar verdere inspanningen zijn noodzakelijk

Tien jaar na het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis zijn de belangrijkste hervormingen inzake regelgeving die hebben bijgedragen tot een veerkrachtiger financiële sector zo goed als voltooid. Hoewel er het afgelopen decennium aanzienlijke vooruitgang is geboekt, moeten er nog een aantal wettelijke en institutionele uitdagingen worden overwonnen vooraleer Europese banken binnen een effectief geïntegreerd kader kunnen functioneren en gebruikers van financiële diensten voordeel kunnen halen uit een meer geïntegreerde gemeenschappelijke bankmarkt. Er moeten ook extra inspanningen worden geleverd om kapitaalmarkten te ontwikkelen, en tegelijkertijd moet het regelgevend en toezichthoudend kader voor de niet-bancaire financiële sector worden versterkt.

Het voltooien van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie

De ECB bleef in 2018 deelnemen aan de besprekingen over de verdere uitbouw van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie (CMU). Beide initiatieven dragen bij tot een betere werking van de EMU. De oprichting van een gemeenschappelijk vangnet voor het Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) zal een diepgaander financiële integratie vergemakkelijken en de bankenunie geloofwaardiger maken. Meer geïntegreerde financiële markten zullen zorgen voor een efficiëntere kredietverlening, voor een vereenvoudiging van de private risicodeling en voor een diversifiëring van de financieringsbronnen voor de reële economie.

Verdere vooruitgang inzake de bankenunie

In juni 2018 bereikten de staatshoofden en regeringsleiders van de 27 EU-lidstaten een akkoord over een eerste reeks beslissingen over de hervorming van de EMU, met inbegrip van de voltooiing van de bankenunie. Ze stemden ermee in dat het Europees Stabiliteitsmechanisme het gemeenschappelijk vangnet voor het Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds zou vormen. Het referentiekader van het gemeenschappelijk vangnet werd vervolgens goedgekeurd in december 2018. Voorts beslisten ze dat er een stappenplan moet worden opgesteld voor het opstarten van politieke onderhandelingen over het EDIS. In december 2018 kwamen ze overeen om een high-level werkgroep op te richten om het EDIS verder voor te bereiden.

Een gemeenschappelijk vangnet voor het Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds

De ECB steunt de fora van de EU bij het opzetten van een gemeenschappelijk vangnet voor het Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en deelde haar standpunt ter zake mee in haar juridisch advies over het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening tot instelling van het Europees Monetair Fonds. De ECB stelde met name dat het vangnet alle mogelijke maatregelen van de Gemeenschappelijke afwikkelingsraad zou moeten ondersteunen, met inbegrip van de solventie- en liquiditeitsondersteuning aan instellingen in afwikkeling. Bovendien zou de besluitvorming voor uitbetalingen door het vangnet snel moeten verlopen en de goedkeuring en uitvoering van de afwikkelingsbeslissingen van de Gemeenschappelijke afwikkelingsraad niet mogen vertragen.

De gerealiseerde risicobeperking kan vooruitgang in het politieke debat over het EDIS vergemakkelijken

Bovendien meent de ECB dat de gerealiseerde risicobeperking vooruitgang in het politieke debat over het EDIS kan vergemakkelijken. Het is belangrijk dat de routekaart van juni 2016 in dat opzicht zo strikt mogelijk wordt gevolgd. Wat de voorwaarden voor de eigenlijke invoering van het EDIS betreft, meent de ECB dat die evenredig zouden moeten zijn aan de graad van risicodeling tijdens de eerste fase van het EDIS. Bij het overwegen van verschillende ontwerpmodellen voor de eerste fase van het EDIS, verduidelijkte de ECB ook dat er bij voorkeur een gecentraliseerd fonds wordt opgezet om ervoor te zorgen dat het systeem over robuuste financiële middelen beschikt en dat het governancekader een snelle en gezamenlijke besluitvorming op Europees niveau mogelijk maakt.

De ECB bleef ook technisch advies verstrekken over het EDIS. Ze stelde met name haar bijgewerkte kwantitatieve analyse van de EDIS-capaciteit[45] voor aan de ad-hocwerkgroep voor de versterking van de bankenunie. Uit die analyse blijkt dat een volledig gefinancierd Europees depositoverzekeringsfonds voldoende zou zijn om uitkeringen bij zeer ernstige schokken te dekken. Er zou binnen het EDIS evenmin ongerechtvaardigde systematische kruissubsidiëring zijn waarbij een aantal banksystemen systematisch minder zouden bijdragen dan wat ze uit het fonds zouden halen, zelfs indien rekening wordt gehouden met landspecifieke schokken.

De ECB nam deel aan het debat over risicobeperkende maatregelen

Daarnaast volgde de ECB van dichtbij het debat over risicobeperkende maatregelen, een debat waar ze ook toe bijdroeg. In overeenstemming met de conclusies van de Raad van juni 2016 zijn voor de voltooiing van de bankenunie verdere stappen vereist om de risico’s in de financiële sector te beperken en te delen. Een voortgezette risicobeperking is in het rechtstreekse belang van de ECB als centrale bank en als bankentoezichthouder om het bankensysteem en de bankenunie in het algemeen weerbaarder te maken. In 2018 werkte de ECB, samen met de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke afwikkelingsraad, mee aan het gezamenlijke monitoringverslag over risicobeperking (joint monitoring report on risk reduction), waarin het verloop van de risico's binnen de bankenunie opnieuw werd beoordeeld. De President van de ECB verklaarde tijdens een toespraak op het Europees Universitair Instituut in mei 2018 dat de tweedeling tussen risicobeperking en risicodeling, die het debat kenmerkt, in tal van opzichten artificieel is. Met het juiste beleidskader versterken die twee doelstellingen elkaar.

De ECB is een groot voorstander van het CMU-project

De ECB was van bij de aanvang een groot voorstander van het CMU-project. Zoals vermeld in het Financial Stability Review van de ECB van november 2018, is vooruitgang in het CMU-project noodzakelijk aangezien een volwaardige kapitaalmarktenunie (CMU) de economische groei kan stimuleren en een cruciale rol kan spelen in de versterking van de financiële architectuur en het toezichtsregime van de EU. In dat opzicht zou een grotere rol voor de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten essentieel zijn voor de tenuitvoerlegging van een volwaardige kapitaalmarktenunie. Het is bijgevolg van essentieel belang dat de diverse, in het actieplan van de Commissie voor de kapitaalmarktenunie voorgestelde wetgevingsinitiatieven worden voltooid. Bovendien werd in het Financial integration in Europe report (verslag van de ECB betreffende financiële integratie in Europa) van mei 2018 de klemtoon gelegd op verscheidene door ECB-onderzoek aangetoonde middelen die het CMU-project des te krachtiger zouden maken wat de voordelen van risicodeling betreft. Die middelen focussen op de waarde van pensioenhervormingen en institutionele beleggingen, het stimuleren van financiële basiskennis en verdere vooruitgang in de harmonisatie van de Europese insolventiekaders.

Er moeten instrumenten worden ontwikkeld om de risico’s in de niet-bancaire financiële sector te beperken

Zoals blijkt uit het traject dat in het actieplan van de Commissie voor de kapitaalmarktenunie is uitgestippeld, zal de niet-bancaire financiële sector wellicht een steeds belangrijker rol spelen bij de financiering van de economie in het eurogebied. Die ontwikkeling biedt tal van mogelijkheden voor een meer gediversifieerd financieel systeem, maar - omdat de financiële bemiddeling verschuift van banken naar niet-bancaire financiële instellingen - kunnen bestaande risico's migreren en kunnen er nieuwe risico's ontstaan. Daarom beklemtoonde de ECB in 2018 het belang van instrumenten die de risico’s in de niet-bancaire financiële sector moeten beperken. De EU-wetgevers zouden bijvoorbeeld macroprudentiële instrumenten moeten invoeren om de systeemrisico’s verbonden aan liquiditeitsmismatches en het hefboomeffect in beleggingsfondsen af te wenden.

4 Soepel functioneren van marktinfrastructuur en betalingsverkeer

Het Eurosysteem speelt een centrale rol bij de ontwikkeling van, het functioneren van en het toezicht op de marktinfrastructuur die het vrije verkeer van betalingen, effecten en onderpand door heel Europa waarborgt. Sinds de lancering van de euro in 1999 heeft het een grote bijdrage geleverd aan het opnieuw vormgeven en consolideren van de infrastructuur voor grote betalingen, voor ‘post trade’-diensten voor financiële instrumenten en, het meest recent, voor instant-retailbetaaldiensten. Daarnaast volgt het Eurosysteem de evolutie van het digitale transformatieproces om te waarborgen dat de veiligheid en efficiëntie van financiëlemarktinfrastructuren behouden blijven.

4.1 TARGET-diensten

De TARGET-diensten van het Eurosysteem bestaan uit drie componenten: TARGET2, een real-time bruto-vereveningssysteem voor betalingstransacties in euro die verband houden met de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem alsmede interbancaire en commerciële transacties; TARGET2-Securities (T2S), een gemeenschappelijk platform voor effectenafwikkeling op Europese schaal; en TARGET Instant Payment Settlement (TIPS), waarmee betaaldienstverleners hun klanten de mogelijkheid bieden om het hele jaar door 24 uur per dag in real-time geld over te maken. Alle drie de diensten verevenen in centralebankgeld, zodat het kredietrisico bij de afwikkeling van de transacties wordt geëlimineerd.

Ruim 1.700 banken gebruiken TARGET2 om transacties in euro te initialiseren, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor die van hun klanten. Als bijkantoren en dochterondernemingen worden meegeteld, zijn ruim 52.000 banken in de hele wereld bereikbaar via TARGET2. In 2018 verwerkte TARGET2 gemiddeld 346.834 betalingen per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 1,7 biljoen.

T2S functioneel voor meerdere valuta’s na aansluiting Deense kroon

Eén jaar na de laatste migratiegolf naar T2S was de aansluiting van de Deense kroon op het vereveningsplatform een belangrijke mijlpaal, aangezien het de eerste keer was dat een andere valuta dan de euro beschikbaar werd gemaakt voor afwikkeling op basis van ‘delivery versus payment’ in T2S, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de functionaliteit voor meerdere valuta’s van het platform. In 2018 verwerkte T2S gemiddeld 572.172 transacties per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 925,649 miljard.

In november 2018 lanceerde het Eurosysteem TIPS, dat het mogelijk maakt om het hele jaar door op elk moment van de dag in minder dan tien seconden instant payments in euro definitief en onherroepelijk te verevenen. TIPS is ontwikkeld om instant payments pan-Europees te faciliteren. Het is gebaseerd op SEPA Instant Credit Transfer (SCT Inst) – een stelsel voor pan-Europese instant payments waarvan al ruim 2.000 betaaldienstverleners in 16 landen gebruik maken. Bovendien is TIPS ontwikkeld als uitbreiding van TARGET2, dat al een uitgebreid netwerk aan deelnemers in heel Europa heeft waarvan TIPS gebruik kan maken.

Dankzij de lancering van TIPS in november 2018 kunnen consumenten en ondernemingen in minder dan tien seconden geld naar elkaar overmaken met gebruikmaking van een dienst voor instant payments

Zowel het bereik als de schaal van TIPS kunnen uiteindelijk groot worden doordat gebruik wordt gemaakt van het bestaande netwerk aan TARGET2-deelnemers en adresseerbare BIC-codes. Dankzij de flexibele opties voor interactie met TIPS kunnen verschillende soorten gebruikers het platform via verschillende functies benaderen.

4.2 Behoud van de veiligheid en efficiëntie van de financiële infrastructuur tijdens het digitale transformatieproces

In de loop van de Europese integratie ondervinden de financiëlemarktinfrastructuur en het betalingsverkeer de gevolgen van een veelomvattend digitaal transformatieproces in zowel de financiële sector als de maatschappij als geheel. Het Eurosysteem biedt deze dubbele uitdaging het hoofd door in zijn rol als katalysator integratie en innovatie te bevorderen. Bovendien bevordert het Eurosysteem de veiligheid en efficiëntie van de marktinfrastructuur en het betalingsverkeer vanuit zijn toezichtsmandaat.

Met betrekking tot betalingen heeft het Eurosysteem het proces van Europese integratie en innovatie voortdurend gestimuleerd. Uit een beoordeling van de SEPA-migratie (Single Euro Payments Area) blijkt dat de standaardisering van overboekingen en incasso’s in euro succesvol is gerealiseerd en dat deze een positief effect heeft op het betalingsverkeer. Er is echter nog niet geheel een einde gekomen aan “IBAN-discriminatie”, d.w.z. de weigering van schuldeisers om buitenlandse betaalrekeningen te accepteren voor incasso’s. Daarnaast moeten er verdere stappen worden gezet om oplossingen voor elektronische machtigingen te ontwikkelen voor SEPA-incasso’s, terwijl SEPA voor pinbetalingen nog moet worden afgerond. De ECB stimuleert Europese card schemes om de interoperabiliteit te bevorderen en totale pan-Europese dekking te realiseren, zodat iedere kaart bij iedere betaalautomaat kan worden gebruikt.

Onder auspiciën van de Euro Retail Payments Board (ERPB) – een door de ECB voorgezeten forum op hoog niveau dat de ontwikkeling stimuleert van een geïntegreerde, innovatieve en concurrerende markt voor in euro luidend retailbetalingsverkeer in de EU – is er verder gewerkt aan de kaartstandaardisatie, tegelijk met de bevordering van innovatie in het retailbetalingsverkeer op het gebied van instant payments, ‘person-to-person’-betalingen via de mobiele telefoon en de toegankelijkheid van retailbetaaldiensten.

Met betrekking tot betaalinitiatiediensten, d.w.z. online diensten die toegang hebben tot de betaalrekening van een gebruiker om namens de gebruiker – en met zijn of haar toestemming en authenticatie – geldovermakingen te initiëren, heeft de ERPB gekozen voor een gemeenschappelijke set technische, operationele en commerciële vereisten voor het efficiënt en op pan-Europese schaal aanbieden van deze diensten. Wat e-invoicing betreft, heeft de ERPB zich geconcentreerd op de invoering van een op ISO 20022 gebaseerd betaalverzoek en verdere harmonisatie tussen aanbieders van EIPP-diensten (“electronic invoice presentment and payment” – elektronische facturering en betaling).

Op het gebied van effecten is het Eurosysteem de harmonisatie van T2S- en 'post trade'-diensten blijven bevorderen door het beoordelingskader voor ‘post trade’-harmonisatie zodanig aan te passen dat rekening wordt gehouden met de voltooiing van de T2S-migratie. 85% van de T2S-markten voldoet aan de T2S-harmonisatienormen, maar op marktniveau moet nog meer werk worden verzet om de naleving van T2S-bedrijfsnormen te verbeteren.

Op het gebied van onderpandbeheer heeft de ECB in samenwerking met belangrijke stakeholders op de Europese financiële markt een eerste set geharmoniseerde bedrijfsprocessen en werkstromen op basis van ISO 20022-messaging voor onderpandbeheer vervaardigd. Meer specifiek is er in 2018 een harmonisatierapport over tripartiet onderpandbeheer en een harmonisatierapport over “corporate actions” gepubliceerd, en de ECB rekent op de steun van marktdeelnemers voor de tenuitvoerlegging van de harmonisatievoorstellen in deze rapporten, met name ter ondersteuning van de ontwikkeling van het nieuwe Eurosystem Collateral Management System (ECMS).

Nieuw onderzoek naar mogelijk gebruik DLT voor financiëlemarktinfrastructuren

Op het gebied van fintech is het onderzoek naar de gevolgen van distributed ledger technology (DLT) voor de Europese financiëlemarktinfrastructuur verdiept en verbreed. In 2018 werd het gezamenlijke onderzoeksprogramma van de ECB en de Bank of Japan, dat is gericht op het beoordelen van een mogelijk gebruik van DLT voor financiëlemarktinfrastructuren, voortgezet met de voltooiing van fase 2 van Project Stella. Er is een volstrekt nieuwe benadering van het realiseren van interoperabiliteit tussen grootboeken geanalyseerd waarbij geen verbinding of institutionele regeling tussen grootboeken nodig is.

Om de veiligheid en efficiëntie van financiëlemarktinfrastructuren en het betalingsverkeer te waarborgen, stelt het Eurosysteem toezichtsdoelstellingen in specifieke regelingen, normen, richtlijnen en aanbevelingen voor het toezicht en voert het zijn toezichtstaken uit door relevante informatie te verzamelen, deze informatie te beoordelen aan de hand van de toezichtsdoelstellingen en waar nodig tot verandering op te roepen. In 2018 versterkte het Eurosysteem zijn toezicht verder door de rapportage van grote incidenten door betaaldienstverleners[46] en betaalsystemen te verbeteren.

Op basis van de doorlopende monitoring van kaartfraude heeft het Eurosysteem in 2018 zijn fifth report on card fraud gepubliceerd. Dit verslag liet een trendomslag zien: de fraude met betaalkaarten uitgegeven in SEPA nam iets af, en de kaartfraude bij geldautomaten daalde sterk. De online fraude blijft echter toenemen (hoewel minder snel dan het aantal “card-not-present”-transacties) en is goed voor bijna driekwart van de totale betaalkaartfraude.

Wat betreft het toezicht op vereveningssystemen voor effecten neemt de ECB als centrale bank van uitgifte voor de euro samen met de andere centrale banken van het eurogebied deel aan de autorisatie en periodieke evaluatie en monitoring van centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) krachtens de CSD-verordening. In 2018 gaf het Eurosysteem advies met betrekking tot de autorisatie van vijf CSD’s en een advies over de autorisatie van één CSD voor het aanbieden van bancaire nevendiensten.

In 2018 werd begonnen met de eerste allesomvattende beoordeling van de werking van T2S aan de hand van de Principles for Financial Market Infrastructures van het CPMI-IOSCO. Deze beoordeling wordt momenteel door het Eurosysteem uitgevoerd in overleg met het T2S-samenwerkingsverband, dat bestaat uit toezichthouders van CSD’s die gebruikmaken van T2S-diensten, centrale banken van uitgifte voor valuta’s die in T2S worden verevend en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA).

Invoering van een herzien toezichtskader voor centrale tegenpartijen blijft urgent en van kritiek belang

Met betrekking tot centrale tegenpartijen (central counterparties – CCP’s) heeft het Eurosysteem opnieuw bijgedragen aan de activiteiten van de colleges van toezichthouders uit hoofde van de Europese Marktinfrastructuurverordening (EMIR). De toenemende rol van CCP’s vergroot de veerkracht van het financiële stelsel, maar concentreert tegelijkertijd de liquiditeitsrisico’s. Dit kan gevolgen hebben voor de geldmarkt en de goede werking van het betalingsverkeer, en hierdoor kan, met name onder uitzonderlijke omstandigheden, liquiditeitsverschaffing door centrale banken nodig zijn. Het Eurosysteem heeft een passend kader nodig voor het volgen, beoordelen en, waar nodig, aanpakken van deze risico’s, zowel binnen de EU als in derde landen. Dat is met name belangrijk in het licht van het feit dat een significant deel van de in euro luidende clearingactiviteiten plaatsvindt in het Verenigd Koninkrijk. Invoering van een herzien toezichtskader voor CCP’s blijft dan ook urgent en van kritiek belang.

5 Inspanningen ter bevordering van de werking van de markten, en aan andere instellingen verstrekte financiële diensten

In reactie op de groeiende bezorgdheid over de levensvatbaarheid van de euro overnight index average (EONIA) is de ECB in 2017 begonnen met de ontwikkeling van een nieuwe referentierente, de euro short-term rate (€STR), die in zijn geheel is gebaseerd op gegevens afkomstig uit statistische rapportage over de geldmarkten (Money Market Statistical Reporting – MMSR). De €STR-methodologie is in juni 2018 gepubliceerd, nadat hiervoor tijdens twee openbare raadplegingen een breed draagvlak bleek te bestaan en deze vervolgens door de werkgroep risicovrije euroreferentierentes als vervanging van de EONIA was aanbevolen. Als gevolg daarvan zal de €STR naar verwachting een van de belangrijkste referentierentes voor markten in het eurogebied worden.

De ECB is verantwoordelijk voor het beheer van verschillende financiële transacties namens de EU. Daarnaast heeft ze een algemene coördinerende functie met betrekking tot het ERMS-kader.

Ter bevordering van de integriteit en de doelmatige werking van de valutamarkt is een verzameling beginselen voor good practices ontwikkeld (zie Kader 5 aan het einde van dit hoofdstuk).

5.1 De €STR, de nieuwe eendaagse (overnight) referentierente voor geldmarkten in het eurogebied

In reactie op onzekerheid gaat de ECB haar eigen daggeldrente produceren: de €STR

Zo lang als deze bestaat heeft de financiële markt in het eurogebied vertrouwd op referentierentes zoals de EONIA[47]. De EONIA wordt veel gebruikt als onderliggende referentierente voor verschillende soorten derivatencontracten, zoals renteswaps, of om voor bepaalde lopende contracten de toekomstige betalingen te bepalen. Daarnaast wordt de EONIA veel gebruikt voor de waardering van financiële producten (voor het verdisconteren van toekomstige kasstromen), waardoor deze van groot belang is voor het functioneren van markten. Benchmarks zoals de EONIA zijn ook van belang voor centrale banken, omdat zij een indicator zijn van de manier waarop het monetaire beleid van de centrale bank verschillende marktsegmenten beïnvloedt en hoe dit doorwerkt in de rest van de economie.

In de toekomst zal het gebruik van de EONIA worden verboden en er is een sterke behoefte aan een vervanger

In de toekomst zal het gebruik van de EONIA worden verboden, aangezien deze niet voldoet aan de vereisten van de EU-Benchmarkverordening (BMR). Na overleg met de panelbanken heeft het European Money Markets Institute (EMMI), de beheerder van de EONIA, in februari 2018 bekendgemaakt dat er geen wijzigingen aan de EONIA-methodologie zouden worden nagestreefd. Dat betekent dat er urgente behoefte is aan vervanging van de EONIA om de soepele werking te behouden van alle markten die afhankelijk zijn van het bestaan van een robuust eendaags daggeldtarief.

Gezien de onzekerheid met betrekking tot de EONIA heeft de ECB in september 2017 aangekondigd dat zij haar eigen daggeldrente zou gaan produceren: de euro short-term rate (€STR), in zijn geheel gebaseerd op gegevens die in het Eurosysteem direct voorhanden zijn dankzij de dagelijkse statistische rapportage over de geldmarkten. In juli 2016 is begonnen met het verzamelen van gegevens ter ondersteuning van het Eurosysteem bij de tenuitvoerlegging van monetair beleid op grond van de Verordening houdende geldmarktstatistieken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de input van de 50 grootste banken in het eurogebied (afgemeten aan het balanstotaal), die elke werkdag om 7:00 uur Midden-Europese tijd verslag uitbrengen van al hun transacties op de ongedekte en gedekte geldmarkten, de valutaswapmarkt en de markt voor daggeldrenteswaps de werkdag daarvoor.

De €STR zal alle kenmerken hebben die marktdeelnemers nodig hebben

De ECB is aan de productie van de €STR begonnen met de duidelijke bedoeling dat deze alle kenmerken moest hebben die marktdeelnemers nodig hebben. Daarom beoogt de ECB om best practice voor de productie van benchmarks te volgen zoals vastgelegd in de IOSCO-grondslagen en zal zij ernaar streven om de grootst mogelijke transparantie te bewerkstelligen in de opzet van de referentierente, waarvoor gebruik is gemaakt van input afkomstig uit twee openbare raadplegingen. De eerste openbare raadpleging ging in november 2017 van start en behandelde de reikwijdte van de €STR en de daarbij behorende “onderliggende rente”, terwijl tijdens de tweede openbare raadpleging, die in maart 2018 van start ging, de exacte modaliteiten van de berekening van de rente aan de orde waren. De definitieve methodologie voor de €STR is in juni 2018 gepubliceerd.

De €STR biedt een oplossing voor een aantal tekortkomingen van de huidige EONIA-methodologie

De opzet van de €STR is er tevens op gericht een aantal tekortkomingen van de huidige EONIA-methodologie op te lossen en tegelijk relatief eenvoudig te blijven en weinig af te wijken van wat marktdeelnemers gewend zijn. Net als de EONIA is de €STR een niet door onderpand gedekte rente, wat betekent dat de waarde ervan de zuivere financieringskosten weerspiegelt en niet wordt beïnvloed door andere factoren, zoals onderpand. Daarnaast is de €STR, eveneens net als de EONIA, een daggeldtarief, wat overeenkomt met de looptijd van het overgrote deel van de transacties op de markt voor leningen zonder onderpand. Er zijn echter significante verschillen tussen de EONIA en de €STR. Waar de EONIA een rentetarief voor interbancaire leningen is, is de €STR een weergave van de leningen van MMSR-rapporteurs, niet alleen bij andere banken, maar ook bij andere financiële ondernemingen (zoals pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders), zodat rekening wordt gehouden met het feit dat op de ongedekte eurogeldmarkt het belang van zuiver interbancaire marktactiviteit is afgenomen. Bovendien is de EONIA gebaseerd op een panel met vrijwillige deelnemers, dat in de loop van de tijd kleiner is geworden, terwijl de €STR is gebaseerd op gegevens afkomstig uit statistische rapportages met een veel breder en stabieler bestand van rapporteurs. Als gevolg daarvan zijn de onderliggende volumes groter dan de volumes die de basis vormen voor de EONIA. De dagelijkse volumes voor de €STR bedragen gemiddeld € 32 miljard en variëren van € 16,5 miljard tot € 44,1 miljard, en gemiddeld rapporteren dagelijks circa 32 banken hun gegevens. Bovendien vertoont de €STR minder volatiliteit dan de EONIA en is deze minder gevoelig voor idiosyncratisch gedrag (zie Grafiek 22).

Grafiek 22

Pre-€STR en EONIA – onderliggende volumes en tarieven

(linkerpaneel: EUR miljard); rechterpaneel: percentages; 15 maart 2017-18 september 2018)

Bronnen: EMMI en ECB.
Toelichting: Pre-€STR verwijst naar een datareeks die de ECB eenmaal per aanhoudingsperiode actualiseert en die wordt berekend door de €STR-methodologie toe te passen op beschikbare MMSR-gegevens.

Er zijn twee essentiële verschillen tussen de EONIA en de €STR waarmee marktdeelnemers rekening moeten houden en waar zij zich op moeten voorbereiden. Allereerst is er momenteel een ecart van ongeveer negen basispunten tussen de EONIA en de €STR als gevolg van het verschil in reikwijdte tussen de twee, met name het feit dat vanuit het perspectief van de rapporteur de €STR een inleenrente is en de EONIA een uitleenrente. Ten tweede kan als gevolg van de MMSR-rapportagecyclus, die eindigt om 7:00 uur op de volgende werkdag, de €STR pas één werkdag na de transactiedatum van de in aanmerking komende transacties worden gepubliceerd, terwijl de EONIA op dezelfde werkdag wordt gepubliceerd. Dit impliceert dat alle gebruikers die er momenteel op vertrouwen dat er op dezelfde dag een daggeldrente beschikbaar is voorbereidingen moeten treffen voor de technische en procedurele veranderingen die nodig zijn voor het nieuwe publicatiemoment van de €STR.

De €STR is vanaf oktober 2019 beschikbaar

De €STR is vanaf oktober 2019 beschikbaar, na de afronding van een grondige interne test van systemen en procedures op Eurosysteem-niveau. In de tussentijd blijft de ECB de pre-€STR-datareeks eenmaal per aanhoudingsperiode actualiseren. Deze reeks is bedoeld om het grote publiek een indruk te geven van het aanzien en de werking van de €STR alsof deze al in productie zou zijn. Daarin worden sinds maart 2017 dagelijkse berekeningen meegenomen, wat de invoering van de €STR zal vergemakkelijken wanneer deze eenmaal in productie is.

In september 2018 adviseerde een werkgroep risicovrije euroreferentierentes in de particuliere sector, opgericht met steun van de ECB, de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten, de Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de Europese Commissie, de EONIA te vervangen door de €STR en deze daarnaast te gebruiken als referentierente voor de constructie van uitwijkmogelijkheden in contracten die momenteel verwijzen naar de euro interbank offered rate (EURIBOR). Dit advies werd uitgebracht na een openbare raadpleging over de verschillende opties, waaronder zowel gedekte als ongedekte rentes. De raadpleging leverde een aanzienlijk aantal reacties op en resulteerde in zowel (i) een bevestiging van de kwaliteit van de analyse als (ii) duidelijke richtlijnen voor de risicovrije rente waar de voorkeur naar uitging. De €STR kwam als de meest passende risicovrije eurorente voor de toekomst naar voren, voornamelijk gezien de ongedekte aard ervan, de compilatiemethodologie en de lage volatiliteit, naast het feit dat deze gaat worden beheerd door de ECB, een EU-instelling.

De aanbeveling van de €STR als risicovrije eurorente is nog maar de allereerste stap in het complexe proces van de vervanging van de EONIA. In december 2018 heeft de werkgroep een rapport uitgebracht over de mogelijke transitie-opties bij het verlaten van de EONIA. De mogelijke transitiepaden hebben de vorm van antwoorden op vier hoofdvragen: (i) Worden de EONIA en de €STR parallel gepubliceerd of gaat de €STR de EONIA vervangen na de BMR-transitiedatum? (ii) Worden de EONIA en de €STR onafhankelijke rentes, of evolueert de methodologie van EONIA na de BMR-transitiedatum door om afhankelijk te worden van de €STR? (iii) Kan een ecart tussen de EONIA en de €STR de transitie soepeler laten verlopen? (iv) Kunnen de EONIA- en €STR-disconteringscurve voor daggeldrenteswaps naast elkaar bestaan? In het rapport wordt aanbevolen om het EMMI, als beheerder van de EONIA, de huidige methodologie, volgens welke de EONIA wordt vastgesteld door een panel banken, door te ontwikkelen naar een berekening van een vast ecart over de €STR voor een beperkte periode, totdat de EONIA niet meer wordt gepubliceerd. Dat zou een stabiele basis vormen van waaruit geleidelijk en soepel op de €STR kan worden overgegaan.

Het is belangrijk dat alle EONIA-gebruikers beginnen aan hun transitieplanning

Als volgende stap is het van essentieel belang dat alle EONIA-gebruikers beginnen aan hun transitieplanning. Vóór de ingebruikname van de €STR kunnen er al veel stappen worden gezet: (i) het bevorderen van de interne bewustwording met betrekking tot de risico’s van en blootstellingen aan producten gekoppeld aan de EONIA; (ii) het beginnen van de voorbereiding door de contracten te beoordelen en de impact van de uitfasering van de EONIA te evalueren; (iii) budgetteren voor eventuele veranderingen aan interne systemen en waarderingsmodellen, met name met betrekking tot vereveningsdiensten; en (iv) actieve en directe communicatie met klanten, deelname aan relevante fora, zoals werkgroepen uit de sector en rondetafelgesprekken, en reacties op publieke raadplegingen. Voor een succesvolle transitie is het essentieel dat alle partijen zijn voorbereid. Daarom is het van belang dat alle gebruikers hier bewust van worden gemaakt en er breed en actief wordt deelgenomen aan discussies en raadplegingen.

5.2 Beheer van krediettransacties

De ECB beheert MTFA- en EFSM-transacties

De ECB is verantwoordelijk voor het beheer van de krediettransacties (zowel opgenomen als verstrekte kredieten) van de EU in het kader van de faciliteit voor financiële bijstand op de middellange termijnmedium-term financial assistance facility – MTFA ()[48] en het Europees Financieel Stabiliteitsmechanisme (EFSM)[49]. In 2018 verwerkte de ECB rentebetalingen met betrekking tot de onder de MTFA verstrekte leningen. Per 31 december 2018 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag van € 1,7 miljard uit. De ECB verwerkte in 2018 tevens diverse betalingen en rentebetalingen met betrekking tot de onder het EFSM verstrekte leningen. Per 31 december 2018 stond er uit hoofde van dit mechanisme een totaalbedrag uit van € 46,8 miljard.

De ECB verwerkt zowel EFSF- en ESM-betalingen als betalingen met betrekking tot overeenkomsten inzake kredietfaciliteiten

Op soortgelijke wijze is de ECB verantwoordelijk voor het beheer van bepaalde betalingen die voortvloeien uit de transacties in het kader van de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF)[50] en het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM)[51]. In 2018 verwerkte de ECB diverse rentebetalingen en vergoedingen met betrekking tot onder het EFSF verstrekte leningen. Daarnaast verwerkte de ECB eveneens lidstaatbijdragen aan het ESM en diverse rentebetalingen en vergoedingen met betrekking tot de onder dit mechanisme verstrekte leningen.

Ten slotte is de ECB ook verantwoordelijk voor het verwerken van alle betalingen in het kader van de kredietfaciliteitsovereenkomst voor Griekenland.[52] Per 31 december 2018 stond er uit hoofde van deze overeenkomst een totaalbedrag van € 52,9 miljard uit.

5.3 Reservebeheerdiensten van het Eurosysteem

Het Eurosysteem verzorgt diensten uit hoofde van het ERMS-kader

In 2018 is wederom een veelomvattende reeks financiële diensten aangeboden uit hoofde van het in 2005 ingevoerde kader voor het beheer van in euro luidende reserveactiva (Eurosystem Reserve Management Services – ERMS) toebehorend aan cliënten. Het volledige pakket aan deze diensten – dat beschikbaar wordt gesteld aan centrale banken, monetaire autoriteiten en overheidsinstanties buiten het eurogebied alsook aan internationale organisaties – wordt aangeboden door een aantal NCB's van het Eurosysteem (de “Eurosystem Service Providers”) onder geharmoniseerde voorwaarden en volgens algemeen geldende marktstandaarden. De ECB vervult hierbij een overkoepelende coördinerende rol, waarbij zij ervoor zorgt dat het kader soepel functioneert en rapporteert aan de Raad van Bestuur.

Het aantal cliënten dat in verband met de ERMS een zakelijke relatie met het Eurosysteem onderhield, was eind 2018 277, tegen 278 eind 2017. Wat de diensten zelf betreft, stegen in dezelfde periode de totale geaggregeerde aanhoudingen (met inbegrip van liquiditeiten en aangehouden effecten) die binnen het ERMS-kader werden beheerd met ongeveer 10%.

Het juridisch kader van de ERMS is in 2018 gewijzigd, waarbij een aantal operationele veranderingen werden opgenomen, bepaalde aspecten werden verduidelijkt en een aantal suggesties uit de in 2017 onder afnemers van ERMS-diensten gehouden enquête werden verwerkt. Om te voorkomen dat er opnieuw een wijzigingswet nodig zou zijn, zijn alle wijzigingen van het juridisch kader van het ERMS geconsolideerd in het nieuwe ECB-Richtsnoer betreffende beheerdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken en landen buiten het eurogebied en aan internationale organisaties (Richtsnoer ECB/2018/14 (herschikking)).

Kader 5
FX Global Code

De FX Global Code is een verzameling beginselen voor good practices, gericht op het bevorderen van de integriteit en de goede werking van de valutamarkt. De gedragscode is in mei 2017 gepubliceerd in reactie op de verslechtering van het vertrouwen in de valutamarkt na een reeks schandalen rondom wangedrag. Een van deze schandalen betrof de manipulatie van benchmarks in de valutahandel zoals de WMR Londen 4 p.m. fix. De gedragscode komt voort uit een ongekende samenwerking tussen centrale banken (waaronder de ECB) en marktdeelnemers van de belangrijkste valutahandelscentra over de hele wereld, onder auspiciën van de Bank voor Internationale Betalingen. De gedragscode beoogt een robuuste, eerlijke, liquide, open en zo transparant mogelijke valutamarkt te bevorderen door middel van een verzameling principes in plaats van regels. De gedragscode behelst 55 principes gericht op transparantie, eerlijkheid en het verminderen van risico’s op zes belangrijke gebieden: ethiek, governance, uitvoering, informatie-uitwisseling, risicomanagement en naleving, en bevestiging en afwikkeling.

De FX Global Code onderscheidt zich in diverse opzichten van voorgaande gedragscodes binnen de sector met betrekking tot nalevings- en governancekaders en de periodieke evaluatie ervan. Ten eerste is de FX Global Code een verzameling gedragsregels, door de valutasector als geheel opgesteld (centrale banken, verkoop- en aankoopentiteiten, niet-bancaire liquiditeitsverstrekkers, aanbieders van elektronische handelsplatformen en andere entiteiten die makelaarsdiensten, uitvoeringsdiensten en afwikkeldiensten aanbieden). Met hun inzet hebben vele uiteenlopende en belangrijke valutamarktdeelnemers grote betrokkenheid getoond. Ten tweede is de FX Global Code, in tegenstelling tot voorgaande gedragsregels die door verschillende marktverenigingen en plaatselijke valutamarktcommissies zijn opgesteld, wereldwijd van toepassing op alle valutamarkten. Voorbeelden van deze valutamarktdeelnemers zijn verkoopentiteiten (zoals banken), bepaalde aanbieders van marktinfrastructuren en aankoopentiteiten (vermogensbeheerders, bedrijven, enz.) Ten derde is in de gedragscode het proportionaliteitsbeginsel opgenomen, waarmee recht wordt gedaan aan verschillen in marktinrichting en regulering tussen rechtsgebieden, terwijl middels dit wereldwijde initiatief toch voor consistentie wordt gezorgd. Ten vierde werd in het verleden van instellingen niet verlangd dat zij hun verbintenis tot naleving van gedragsregels publiceerden. Voor de FX Global Code is een verbintenisverklaring opgesteld, zodat instellingen hun verbintenis publiekelijk kenbaar kunnen maken. Om de transparantie te bevorderen, worden de verbintenisverklaringen van marktdeelnemers beschikbaar gesteld via een mondiale index van openbare registers. Tot slot berust het beheer en onderhoud van de gedragscode collectief bij het mondiale valutacommissie (GFXC), een forum waarin de valutacommissies van de belangrijkste valutahandelscentra vertegenwoordigd zijn. Het GFXC beoordeelt regelmatig of nieuwe informatie of marktontwikkelingen vragen om aanvullingen op of aanpassingen van de gedragscode. In december 2017 heeft het GFXC de gedragscode bijvoorbeeld bijgewerkt met als doel meer verduidelijking te geven wat betreft handelen tijdens het "last look window", een praktijk die bij elektronisch handelen wordt gebruikt wanneer een marktdeelnemer een handelsverzoek ontvangt en een laatste mogelijkheid heeft om het verzoek te accepteren of af te wijzen op basis van de genoemde prijs. Het GFXC zal ook toezicht houden op een uitgebreidere maar minder frequente herziening van de gedragscode.

De individuele centrale banken binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) ondersteunen de FX Global Code in hun eigen rechtsgebieden, die samen een belangrijke rol spelen op de mondiale valutamarkt. Meer specifiek verwachten de centrale banken binnen het ESCB van hun reguliere valutategenpartijen dat deze zich houden aan de FX Global Code en de verbintenisverklaring ondertekenen. Inmiddels heeft de overgrote meerderheid van de valutategenpartijen van de ECB dit ook gedaan. Het ondertekenen van de verbintenisverklaring is ook een voorwaarde die wordt gesteld aan marktdeelnemers die lid willen worden van de FX Contact Group van de ECB. Deze contactgroep is een discussieforum voor de ECB en professionele marktdeelnemers vanuit de hele sector die werkzaam zijn op de valutamarkt.

De centrale banken binnen het ESCB doen meer dan alleen marktdeelnemers interesseren voor de gedragscode, ze hebben ook het voortouw genomen door zelf de verbintenisverklaring te ondertekenen. Daartoe hebben zij hun interne procedures geëvalueerd, gap analyses uitgevoerd om hun interne valuta-activiteiten te beoordelen aan de hand van de toepasselijke principes van de Code, hun interne procedures waar nodig aangepast en regelmatig trainingen voor hun medewerkers gehouden. De ECB heeft haar eigen evaluatie uitgevoerd en haar verbintenisverklaring op 29 november 2017 gepubliceerd. Op dezelfde dag hebben 14 andere centrale banken van het ESCB tegelijkertijd hun verbintenisverklaringen afgegeven. De overige centrale banken binnen het ESCB hebben dit in de loop van 2018 gedaan. Goed functionerende financiële markten zijn belangrijk voor centrale banken om een soepele doorwerking te verzekeren van monetair beleid naar de reële economie, wat uiteindelijk alle burgers ten goede komt.

Een aanzienlijk aantal marktdeelnemers wereldwijd hebben publiekelijk toegezegd de Code te zullen naleven. Per oktober 2018 hadden meer dan 400 instellingen een verbintenisverklaring ondertekend. Meer dan de helft van deze instellingen zijn banken, ongeveer 10% zijn centrale banken en iets minder dan 10% zijn marktdeelnemers aan de aankoopzijde (zie grafiek A) De centrale banken binnen het ESCB zijn voornemens contact te blijven zoeken met verschillende marktdeelnemers en hun verenigingen om op gecoördineerde wijze de Code onder de aandacht te brengen, op grote schaal nieuwe verbintenissen tot naleving aan te moedigen en solide valutamarkten te bevorderen. Daartoe geeft de ECB leiding aan de "buy-side outreach working group" van het GFXC, die tot doel heeft manieren te vinden om het makkelijker te maken voor bedrijven aan de aankoopzijde om zich te committeren aan het naleven van de Code.

Grafiek A

Uitsplitsing van verbintenisverklaringen naar type marktdeelnemer

(percentages, oktober 2018)

Bronnen: GFXC en berekeningen van de ECB

6 Meer bankbiljetten, minder vervalsingen

De ECB en de NCB's van het eurogebied zijn verantwoordelijk voor de uitgifte van eurobankbiljetten binnen het eurogebied en voor het bestendigen van het vertrouwen in de munteenheid. Het aantal en de waarde van eurobiljetten in omloop is sinds de introductie van de munteenheid in 2002 gestegen. De afgelopen jaren was de stijging sterker dan de economische groei. Met dank aan een combinatie van factoren, waaronder verbeterde echtheidskenmerken in de nieuwe Europa-serie, samenwerking met rechtshandhavers en communicatie- en trainingsinspanningen op Europees en nationaal niveau, is het aantal vervalsingen verder afgenomen tot een zeer laag niveau. Met de introductie op 28 mei 2019 van de nieuwe 100- en 200-eurobiljetten voorzien van nieuwe, innovatieve echtheidskenmerken is de Europa-serie voltooid.

6.1 Gestage toename van de bankbiljetten in omloop

Het aantal en de waarde van eurobankbiljetten in omloop is gestaag toegenomen

In 2018 stegen het aantal en de waarde van de eurobankbiljetten in omloop respectievelijk met circa 5,6% en 5,2%. Aan het eind van het jaar waren er 22,6 miljard eurobankbiljetten in omloop, met een totale waarde van € 1.231 miljard (zie Grafiek 23 en 24). Het 100-eurobiljet toont de snelste jaarlijkse groei, die 6,9% bedroeg in 2018. De totale waarde van de 100-eurobiljetten in omloop bedroeg eind 2018 € 280 miljard, gelijk aan de gezamenlijke waarde van alle eurobankbiljetten in omloop in mei 2002. Het 50-eurobiljet liet met 6.3% de meest dynamische groei zien.

Grafiek 23

Aantal en waarde van eurobankbiljetten in omloop

(links: EUR miljarden; rechts: miljarden)

Bron: ECB.

Grafiek 24

Waarde van de eurobankbiljetten naar coupure

(EUR miljard)

Bron: ECB.

Gemeten naar waarde wordt een derde van de eurobankbiljetten buiten het eurogebied aangehouden

Geschat wordt dat in termen van waarde rond een derde van de eurobankbiljetten in omloop buiten het eurogebied wordt aangehouden. Dit betreft voornamelijk de hogere coupures en deze worden voornamelijk in aangrenzende landen aangehouden. Deze worden gebruikt als waardeopslag en voor de afwikkeling van transacties op internationale markten.

De productie van eurobankbiljetten wordt gedeeld door de nationale centrale banken in het eurogebied, waaraan in 2018 de productie van in totaal 4 miljard bankbiljetten werd toegewezen.

Het totale aantal euromunten in omloop is in 2018 met 3,7% gestegen, tot 130,7 miljard aan het einde van het jaar. De waarde van munten in omloop steeg naar € 29 miljard, 3,6% hoger dan aan het einde van 2017.

In 2018 controleerden de nationale centrale banken van het eurogebied de echtheid en geschiktheid voor hercirculatie van ongeveer 31 miljard bankbiljetten, waarbij zij er circa 5 miljard aan de omloop onttrokken. Het Eurosysteem heeft zich tevens opnieuw ingespannen om fabrikanten van bankbiljettenapparatuur te helpen ervoor te zorgen dat hun machines voldoen aan de door de ECB gehanteerde normen voor de controle van eurobankbiljetten op echtheid en geschiktheid voordat deze weer in omloop worden gebracht. In 2018 controleerden kredietinstellingen en andere professionele contantgeldverwerkers met behulp van dergelijke machines circa 37 miljard eurobankbiljetten op hun echtheid en geschiktheid voor hercirculatie. Kader 6 verschaft meer informatie over de Eurosysteem-enquête naar contantgelddiensten aangeboden door kredietinstellingen en de acceptatie van contante betalingen door winkeliers.

Kader 6
Eurosysteem-enquête naar contantgelddiensten aangeboden door kredietinstellingen en de acceptatie van contante betalingen door winkeliers

Ondanks het groeiende aandeel van elektronisch betalingsverkeer bleef de vraag naar contant geld stijgen in 2018. Veelgehoorde beweringen in de huidige discussie over de rol van contant geld zijn dat contant geld duur is en dat kredietinstellingen hun contantgelddiensten aan het inperken zijn. Als opvolger van de in 2016 uitgevoerde ECB-enquête naar het gebruik van contant geld door huishoudens hebben de ECB en 19 NCB’s van het Eurosysteem in 2018 een enquête uitgevoerd onder 87 kredietinstellingen, 55 professionele geldverwerkers en waardetransporteurs en 157 ondernemingen (onder andere winkels, detailhandelaren en restaurants) om na te gaan hoe verschillende belanghebbenden binnen de chartale cyclus tegen contant geld aankijken (zie Figuur A) en hoe de doelmatigheid van de chartale infrastructuur kan worden verbeterd. De enquêtegegevens zijn middels interviews met belanghebbenden verzameld. De uitslag van de enquête is dus kwalitatief en de cijfers die hieronder zijn weergegeven, dienen daarom met de nodige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd.

Figuur A

De chartale cyclus in het eurogebied

Bron: ECB.

Contantgelddiensten van kredietinstellingen

Hoewel alle kredietinstellingen hun contantgelddienstverlening aan klanten als bewerkelijk en duur omschrijven, vindt 75% deze diensten belangrijk of zeer belangrijk, was 20% neutraal en merkte slechts 5% contantgelddiensten als onbelangrijk aan. Kostendruk op banken blijft de automatisering van cashmanagementprocessen en de uitbreiding van self-servicebankieren stimuleren. De geleidelijke vervanging van traditionele geldautomaten (eenvoudige uitgifte van contant geld) door multifunctionele geldautomaten, met name geldinname/-uitgifte-automaten die daarnaast de mogelijkheid bieden om contant geld te storten, zal de komende jaren doorgaan en deze trend wordt ondersteund door technologische innovaties in de sector. Uit de enquête blijkt dat momenteel naar schatting 75% van alle eurobankbiljetten via self-servicediensten wordt opgenomen, terwijl stortingen gelijk verdeeld zijn tussen bemande baliediensten en onbemande, geautomatiseerde diensten (zie Grafiek A).

Grafiek A

Automatiseringsgraad van bankbiljetdiensten bij kredietinstellingen

(in procenten)

Bron: Enquête onder kredietinstellingen door NCB's van het Eurosysteem in 2018

Uit het oogpunt van kostenbesparing analyseren kredietinstellingen de economische levensvatbaarheid van locaties van geldautomaten en besluiten zij automaten die te weinig worden gebruikt te verplaatsen of buiten gebruik te stellen. Andere factoren die van invloed zijn op het terugdringen van het aantal geldautomaten zijn bijvoorbeeld bankfusies en samenwerking tussen banken waardoor klanten de geldautomaten van andere instellingen kosteloos kunnen gebruiken. Een dergelijke inkrimping van het netwerk van geldautomaten is momenteel gaande in Nederland, Frankrijk en Portugal. Daar staat tegenover dat de netwerken in Italië, Griekenland en Cyprus aan het groeien zijn. Grafiek B geeft een overzicht van de plannen van banken op middellange termijn voor de exploitatie van hun geldautomatennetwerk en laat zien dat de huidige divergerende trends zich de komende jaren zouden kunnen voortzetten. Een efficiënte manier om klanten van kleine hoeveelheden contant te voorzien, is bijvoorbeeld bijpinnen, waarbij winkeliers klanten die pinnen contant geld verstrekken. Momenteel is bijpinnen in 11 eurolanden mogelijk, hoewel slechts op kleine schaal in sommige landen. Bijpinnen wordt gezien als een extra dienst die winkeliers hun klanten kunnen bieden.

Grafiek B

Plannen van banken met betrekking tot de netwerken van geldautomaten in het eurogebied

(percentage banken)

Bron: Enquête onder kredietinstellingen door NCB's van het Eurosysteem in 2018
Toelichting: De grafiek laat de antwoorden zien van 81 kredietinstellingen in 17 eurolanden, zonder Oostenrijk en Finland, op de volgende vraag: “Wat zijn uw huidige plannen met betrekking tot uw netwerk van geldautomaten voor de komende vijf tot zeven jaar?”

De waardetransporten tussen winkeliers, commerciële cashcentra en NCB's, evenals interne cashmanagementprocessen, worden veelvuldig uitbesteed aan professionele geldverwerkers, voornamelijk waar het munten betreft. Grafiek C geeft een overzicht van het uitbesteden van de voornaamste geldverwerkingsactiviteiten. De komende jaren worden er geen grote verschuivingen verwacht, wat erop wijst dat banken hun geldverwerkingsactiviteiten al efficiënt uitvoeren.

Grafiek C

Uitbesteding van contantgeldprocessen door banken

(in procenten)

Bron: Enquête onder kredietinstellingen door NCB's van het Eurosysteem in 2018
Toelichting: Gebaseerd op de antwoorden van 85 kredietinstellingen in 18 eurolanden, zonder Oostenrijk.

Er is ruimte voor grotere efficiëntie wat betreft muntverwerking aangezien de logistiek als bewerkelijk wordt ervaren en de prestaties van muntverwerkingsapparatuur als minder bevredigend worden beoordeeld dan die van bankbiljettenverwerkingsmachines. Volgens kredietinstellingen kan de efficiency van de geldverwerking worden verbeterd door flexibeler om te gaan met de verplichte muntcontroles en het gebruik van 1- en 2-centmunten te beëindigen. Kredietinstellingen melden dat muntvoorraden ook kunnen worden verbeterd als NCB's en uitgevende autoriteiten hun groothandelsactiviteiten zouden aanpassen en waar nodig meer contantgelddiensten zouden aanbieden aan winkeliers.

Acceptatie van contante betaling door winkeliers

Vanwege het brede scala aan retailbedrijven is het lastig om uit de enquête representatieve kwalitatieve resultaten af te leiden. Desondanks geeft de enquête op het niveau van het eurogebied een goede indicatie van de meningen die retailbedrijven hebben omdat bedrijven van verschillende groottes en uit verschillende sectoren hebben meegewerkt. Over het algemeen merkten winkeliers de betrouwbaarheid van betaaltransacties en de betaalvoorkeuren van klanten als de meest relevante criteria aan bij hun beoordeling van betaalmiddelen. Van secundair belang zijn transactiesnelheid en de totale kosten die aan de betalingen verbonden zijn, gevolgd door veiligheidsaspecten. Volgens deze criteria scoren contante betalingen hoog, met name bij kleinere winkeliers, wiens interne geldverwerkingskosten over het algemeen lager uitvallen dan de kosten voor elektronische betalingen, en in landen waar banken lage of geen tarieven hanteren voor hun contantgelddiensten (zie Grafiek D).

Grafiek D

Criteria van retailbedrijven voor het accepteren van verschillende betaalmiddelen

Bron: Enquête onder winkeliers door NCB's van het Eurosysteem
Toelichting: De grafiek geeft de gemiddelde beoordelingen weer van 1 (beste score) tot 5 (slechtste score).

Winkeliers hebben verschillende manieren voorgesteld om de chartale cyclus efficiënter te maken, waaronder het verlagen van de kosten die banken voor contante stortingen in rekening brengen, snellere (onmiddellijke) bijschrijvingen van contante stortingen op bankrekeningen en de uitgifte van meer 5-eurobiljetten via geldautomaten ter verlichting van de behoefte aan wisselgeld. Daarnaast uitten winkeliers de wens van meer concurrentie op de commerciële geldverwerkingsmarkt. In sommige lidstaten hebben winkeliers ook gepleit voor een grotere betrokkenheid van de NCB op het gebied van muntleveranties, waaronder rechtstreekse toegang tot muntdiensten van de NCB. Tot slot zijn de afschaffing van de 1- en 2-centmunten (in combinatie met regels met betrekking tot het afronden van het totale verschuldigde bedrag tot de dichtstbijzijnde 5 cent) regelmatig voorgesteld als een maatregel om kosten te verlagen.

De resultaten uit de enquête wijzen erop dat de overgrote meerderheid van de kredietinstellingen van plan is om een passend assortiment contantgelddiensten aan te blijven bieden, waarbij steeds vaker gebruik zal worden gemaakt van self-service. Desondanks is meer dan een derde van de aan de enquête deelnemende kredietinstellingen van plan om het netwerk van geldautomaten in te krimpen, en de ECB en de NCB's van het Eurosysteem gaan de chartale cyclus en de contantgelddiensten van banken nauwlettender monitoren. Hoewel de resultaten van de enquête geen reden tot zorg geven over de acceptatie van contant geld in de detailhandel, is het belangrijk dat contant geld in het voortdurend aan verandering onderhevige betaallandschap niet wordt achtergesteld en dat het als wettig betaalmiddel algemeen aanvaard blijft.

6.2 Het aantal vervalste eurobankbiljetten bleef laag en daalde verder

Het totale aantal valse eurobankbiljetten nam in 2018 verder af, en er werden circa 563.000 vervalsingen aan de omloop onttrokken. Deze ontwikkeling is het gevolg van een combinatie van factoren, waaronder verbeterde echtheidskenmerken in de nieuwe Europa-serie, samenwerking met rechtshandhavers, en communicatie- en trainingsinspanningen op Europees en nationaal niveau. In vergelijking met het aantal echte eurobankbiljetten in omloop is het aantal vervalsingen zeer gering. Grafiek 25 toont de langetermijnontwikkelingen in de hoeveelheid vervalsingen die uit de omloop worden gehaald. De 20- en 50-eurobiljetten vormen het belangrijkste doelwit van vervalsers en waren in 2018 verantwoordelijk voor circa 80% van het totale aantal in beslag genomen vervalsingen. Het aandeel van de vervalste 20 eurobiljetten daalde in 2018 verder.

Grafiek 25

Aantal valse bankbiljetten per miljoen echte eurobiljetten in omloop

(aantal per miljoen)

Bron: ECB.

De ECB adviseert het publiek om alert te blijven en aan de ‘voel-kijk-kantel’-test te denken.

Ondanks de afname van de bedrieglijkheid van vervalsingen die aan de omloop zijn onttrokken, blijft de ECB het publiek adviseren alert te blijven op mogelijke fraude, te denken aan de “voel-kijk-kantel”-test en niet af te gaan op slechts één echtheidskenmerk. Daarnaast worden, zowel in Europa als daarbuiten, continu trainingen verzorgd voor professionele geldverwerkers en wordt actueel informatiemateriaal verspreid ter ondersteuning van de door het Eurosysteem gevoerde strijd tegen valsemunterij. De ECB werkt daartoe ook samen met Europol, Interpol en de Europese Commissie.

6.3 Bankbiljetten van € 100 en € 200 met verbeterde echtheidskenmerken onthuld

Op 17 september 2018 zijn nieuwe 100- en 200-eurobiljetten met verbeterde echtheidskenmerken onthuld. Na de 5-, 10-, 20- en 50-eurobiljetten zijn de 100- en 200-eurobiljetten de laatste twee coupures uit de Europa-serie. Deze biljetten komen op 28 mei 2019 in omloop. Hiermee komt er een einde aan vele jaren voorbereiding en samenwerking binnen het Eurosysteem.

De tweede serie eurobankbiljetten is compleet

De Raad van Bestuur van de ECB heeft besloten om de 500-eurobiljetten niet op te nemen in de Europa-serie om tegemoet te komen aan de bezorgdheid dat dit bankbiljet illegale activiteiten zou kunnen bevorderen. Met het oog op de internationale rol van de euro en het brede vertrouwen in de eurobankbiljetten blijft het 500-eurobiljet wettig betaalmiddel en kan het derhalve als betaal- en waardeopslagmiddel blijven worden gebruikt. Eurobankbiljetten behouden altijd hun waarde en ieder eurobankbiljet is onbeperkt inwisselbaar bij elke nationale centrale bank in het eurogebied.

De ECB en de nationale centrale banken in het eurogebied hebben een informatiecampagne gevoerd om het algemene publiek en professionele geldverwerkers voor te bereiden op de introductie van nieuwe 100- en 200-eurobiljetten. De coupures zijn net als de andere nieuwe eurobankbiljetten gemakkelijk op echtheid te controleren door middel van de “voel, kijk en kantel”-methode en de twee coupures van de hoogste waarde hebben bovendien nieuwe, innovatieve echtheidskenmerken. Wat betreft waarde is het 100-eurobiljet de op een na meest gebruikte coupure (na het 50-eurobiljet) en wat betreft het aantal biljetten in omloop staat deze coupure op de derde plaats (na de 50- en 20-eurobiljetten maar boven de 5- en 10-eurobiljetten). Het Eurosysteem spant zich in om fabrikanten en eigenaren van bankbiljettensorteermachines en detectieapparatuur te helpen bij het treffen van voorbereidingen voor de verwerking van nieuwe bankbiljetten. Hieronder valt ook het faciliteren van apparatuurtests, de mogelijkheid om niet-uitgegeven bankbiljetten uit de Europa-serie te lenen van nationale centrale banken en het publiceren van een lijst met bankbiljettenverwerkingsmachines waarvan is aangetoond dat deze de nieuwe biljetten van de Europa-serie kunnen verwerken.

7 Statistieken

Bijgestaan door de NCB's en, bij taken verband houdend met het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (single supervisory mechanism – SSM) de nationale bevoegde autoriteiten (NCA's), houdt de ECB zich bezig met het ontwikkelen, verzamelen, samenstellen en publiceren van een breed spectrum aan statistieken die nodig zijn ter ondersteuning van het monetair beleid van het eurogebied, de toezichtsfuncties van de ECB, financiële stabiliteit, de diverse andere taken van het ESCB en de taken van het ESRB. Van deze statistieken wordt tevens gebruikgemaakt door overheden, financiële marktpartijen, de media en het grote publiek, en ze dragen bij aan het vervullen van de transparantiedoelstelling van de ECB. Het ESCB heeft zijn samenwerking met het Europees Statistisch Systeem verder verdiept, met name bij de beschouwingen en initiatieven voor het meten van globalisering en de activiteiten van multinationale ondernemingen. In 2018 is het ESCB de reguliere statistieken voor het eurogebied vlot en op tijd blijven verschaffen. Daarnaast heeft het aanzienlijke inspanningen verricht om aan de nieuwe vereisten voor hoogwaardige en gedetailleerdere statistieken op land-, sector- en instrumentniveau te voldoen.

7.1 Nieuwe en verbeterde statistieken voor het eurogebied

Een duidelijke tendens naar gedetailleerde gegevens voor snelle en flexibele analyses

De strategie van het ESCB en zijn Comité statistieken (Statistics Committee) met betrekking tot het verzamelen van gegevens van banken is gericht op de standaardisering en integratie van bestaande statistische ESCB-kaders, voor zover mogelijk tussen de verschillende domeinen en landen. Deze aanpak is gebaat bij duidelijke geharmoniseerde concepten, definities en vereisten en bij het bevorderen van gegevensstandaardisering, waarmee de geautomatiseerde gegevensverwerking kan worden verbeterd en de gegevenskwaliteit kan worden verhoogd. Een ander belangrijk onderdeel van deze strategie is de verschuiving naar meer gedetailleerde gegevensverzameling, waarmee flexibeler en sneller aan nieuwe datavereisten kan worden voldaan, zodat ad hoc-uitvragen minder vaak nodig zijn. De voornaamste doelstellingen van deze aanpak zijn het verhogen van de doelmatigheid van de rapportages en het verlichten van de last voor banken.

Een van de elementen van deze strategische aanpak – het ESCB Integrated Reporting Framework (IReF) – heeft als doel de statistische rapportageverplichting van banken te integreren in één verzamellaag voor alle databehoeften en -vereisten van het het ESCB. In het IReF worden ook de omzettingsregels meegenomen die nodig zijn om de noodzakelijke monetaire en financiële grootheden te produceren die voldoen aan specifieke eisen, beginnend vanaf de geïntegreerde verzamellaag. Een ander element is BIRD – de Banks’ Integrated Reporting Dictionary – dat als doel heeft om rapporteurs te helpen de in hun interne systemen opgeslagen informatie efficiënt te organiseren. BIRD wordt aangevuld met de omzettingsregels die banken toepassen om te voldoen aan hun rapportageverplichtingen. Zodra het IReF is opgezet, kunnen banken in alle eurolanden dezelfde verzameling omzettingsregels hanteren. Deze op samenwerking gerichte aanpak van het ESCB samen met de bancaire sector is beschreven in Kader 7.

Kader 7
Samen werken aan ESCB-statistieken

Binnen het ESCB hebben besluitvormers behoefte aan hoogwaardige statistieken voor monetair beleid, macroprudentieel oversight en microprudentieel toezicht. Een groot deel van deze statistieken wordt aangeleverd door de bancaire sector. Daarom is het belangrijk dat banken goed op de hoogte zijn van hun rapportageverplichtingen zodat de data die zij aan het ESCB leveren van hoge kwaliteit zijn.

De datakwaliteit zal ook verbeteren wanneer rapportagevereisten geharmoniseerd worden en dubbele uitvragen vermeden worden. Met het oog op deze overwegingen heeft het Comité Statistieken van het ESCB besloten om de dialoog aan te gaan met de bancaire sector om zo ideeën uit te wisselen over de nieuwe en lopende initiatieven voor ESCB-statistieken. De vergaderingen van deze Banking Industry Dialogue on ESCB statistics zullen in de regel eens per jaar ten kantore van de ECB plaatsvinden. De eerste vergadering was op 16 maart 2018. Overeenkomstig de richtlijnen voor transparantie worden de agenda, de samenvatting en de presentatiedia's gepubliceerd op de website van de ECB.

Tijdens de vergadering wisselden de deelnemers ideeën uit over de vooruitzichten voor de harmonisatie van rapportageverplichtingen voor de middellange termijn met behulp van het kader voor geïntegreerde verslaglegging (IReF). Vertegenwoordigers uit de bancaire sector hebben steun betuigd aan het IReF en hebben de wens uitgesproken om rapportageverplichtingen te harmoniseren: niet alleen ten behoeve van ESCB-statistieken maar ook voor data verzameld voor toezichtsdoeleinden of specifieke nationale of niet ESCB-gerelateerde vereisten. De bancaire sector heeft ook zijn steun uitgesproken voor de Banks’ Integrated Reporting Dictionary (BIRD), die de data beschrijft die uit de interne IT-systemen van banken dienen te worden verkregen om tot door het ESCB verkregen rapportages en toezichtrapportagevereisten te komen. Dit draagt bij aan de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens. Het ESCB heeft meer commerciële banken gestimuleerd om deel te nemen aan het BIRD-initiatief, zodat er gestaag vooruitgang wordt geboekt. De ECB publiceert ook de “Bankenhoek” op de website Onze statistieken waar statische gegevens eenvoudig te downloaden zijn.

Sinds de vergadering hebben de bancaire sector en het ESCB hun dialoog voortgezet. Als gevolg van de doorgaande uitwisseling van ideeën heeft de European Banking Federation recentelijk haar uitgangspunten voor geïntegreerde verslaglegging gepubliceerd, waarin opnieuw steun wordt betuigd voor het IReF en BIRD.

In aansluiting op de implementatie van deze strategie heeft het Directoraat-Generaal Statistieken van de ECB in 2018 substantiële granulaire datasets afgeleverd die een flexibele en grondige analyse op basis van meerdere criteria mogelijk maken. Een prominent voorbeeld is de verzameling gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens ingevolge het AnaCredit-raamwerk dat in 2018 van start ging. AnaCredit is een initiatief voor het verzamelen van gedetailleerde, actuele en geharmoniseerde informatie over afzonderlijke leningen van kredietinstellingen aan bedrijven en andere rechtspersonen, die met inachtneming van de toepasselijke vertrouwelijkheidsvoorschriften aan gebruikers beschikbaar worden gesteld. Met het datamodel kunnen snel talloze combinaties van gedetailleerde gegevens worden geproduceerd, wat meer flexibiliteit biedt voor analyses uitgevoerd door gebruikers werkzaam op verschillende niveaus in het centralebankwezen en het bankentoezicht. Daarnaast verhoogt het datamodel de waarde van een dergelijke analyse en is vergelijking mogelijk met geaggregeerde statistieken in het kader van de waarborging van de gegevenskwaliteit. Zodra alle NCB's in het eurogebied begonnen zijn met volledig rapporteren aan AnaCredit, zijn er naar verwachting maandelijks gegevens op te vragen van circa 50 miljoen instrumenten.

Met de Securities Holdings Statistics Group (SHSG) zijn eveneens flinke vorderingen gemaakt. De SHS-dataset is zeer fijnmazig en data kunnen zelfs worden uitgesplitst tot op het niveau van afzonderlijke leden (beleggers) op een beperkte lijst van bankgroepen (beleggers) en tot op het effect nauwkeurig (portefeuille). Dit maakt onder andere een goede en flexibele identificatie van risico's en overloopeffecten op financiële markten mogelijk. Het verzamelen van gegevens over individuele effecten aangehouden door individuele bankengroepen is uitgebreid met meer bankengroepen en meer kenmerken. Vanaf het eerste kwartaal van 2018 omvat de uitgebreidere verslaglegging nu alle bankengroepen die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan. Bovendien worden de nieuwe kenmerken gerapporteerd overeenkomstig de concepten van AnaCredit zodat gegevens over leningen en effecten op geharmoniseerde wijze gezamenlijk gecombineerd en geanalyseerd kunnen worden. De granulaire datasets van zowel AnaCredit als SHS zijn afhankelijk van een systeem van registers die beschikken over volledige, juiste en actuele informatie over institutionele entiteiten (Register of Institutions and Affiliates Data – RIAD) en financiële instrumenten (Centralised Securities Database – CSDB). Beide registers zijn in 2018 aanmerkelijk verbeterd.

Daarnaast is, zoals voorzien, het afgelopen jaar de capaciteit van het RIAD van het ESCB (de gezamenlijke dataset met referentiegegevens over juridische en andere statistische institutionele eenheden) uitgebreid met als doel de bedrijfsprocessen in het hele Eurosysteem en de uitvoering van de taken van het ESCB en het SSM beter te kunnen ondersteunen. Daarnaast heeft de ECB in juni 2018 het RIAD-Richtsnoer gepubliceerd (Richtsnoer ECB/2018/16), ter verbetering van de coördinatie van de taken die NCB's uitvoeren met betrekking tot de rapportage aan RIAD van referentiegegevens. In 2018 heeft de ECB de aanzet gegeven tot een wijziging in de Verordening houdende geldmarktstatistieken (Verordening ECB/2014/48). Door de gewijzigde Verordening worden transacties met alle financiële tegenpartijen bestreken, wordt het gebruik van de LEI (legal entity identifier) versterkt en worden de verplichtingen van rapporteurs verder versterkt om te voldoen aan hoge normen waarmee de integriteit van de informatie wordt beschermd. Na twee openbare raadplegingen heeft de ECB op 28 juni 2018 de methodologie bekendgemaakt voor de berekening van de euro short-term rate (€STR), de nieuwe eendaagse referentierente voor geldmarkten in het eurogebied (zie Paragraaf 5.1). De publicatie van €STR zal van start gaan in oktober 2019. Daarnaast is de ECB begonnen met de publicatie van cijfers (ook wel pre-€STR genoemd) die marktdeelnemers kunnen gebruiken om de geschiktheid van de nieuwe rente alvast te beoordelen en waar nodig hun processen en procedures aan te passen om zo voor een naadloze overgang te zorgen. Tot pre-€STR behoren dagelijkse historische tijdreeksgegevens sinds 15 maart 2017.

Macrostatistieken veranderen met het oog op blijvende geschiktheid

Om geschikt te blijven voor het beoogde gebruik en tegemoet te komen aan de behoeften van gebruikers in een veranderende wereld, maken macro-statistieken van de ECB ook voortdurend veranderingen door. Op 17 februari 2018 is een nieuwe ECB-Verordening inzake statistische rapportagevereisten voor pensioenfondsen (ECB-verordening/2018/2) gepubliceerd. Doel is het verhogen van transparantie en het verbeteren van de vergelijkbaarheid van de gegevens in deze snelgroeiende financiële sector. Met de Verordening worden de tekortkomingen hersteld van de huidige niet-geharmoniseerde en onvolledige kwartaalstatistieken inzake pensioenfondsen die sinds juni 2011 gepubliceerd worden, en in het bijzonder de beperkte verspreiding van transactiedata als gevolg van ontoereikende datakwaliteit.

Het ECB-richtsnoer inzake monetaire en financiële ontwikkelingen is in 2018 gewijzigd (Richtsnoer ECB/2018/17). Het voorziet nu in de overdracht van nadere gegevens aan de ECB voor zover deze bij NCB's beschikbaar zijn. Het gaat om maandgegevens over de correcties op MFI-leningen waarbij rekening wordt gehouden met activiteiten in verband met het verkopen van leningen en securitisaties, saldocompensatie, MFI-posities ten opzichte van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (SRB), een uitsplitsing van MFI-kapitaal en -reserves in subcategorieën, en identificerende gegevens van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten binnen statistieken van beleggingsinstellingen.

Het ECB-richtsnoer over externe statistieken is ook aangepast (Richtsnoer ECB/2018/19) om te voldoen aan nieuwe analysevereisten op het gebied van monetair beleid en financiële stabiliteit, onder andere ter ondersteuning van de verdere integratie tussen de driemaandelijkse betalingsbalansstatistieken en statistieken over de internationale investeringspositie en nationale rekeningen (inclusief sectorrekeningen). De voornaamste wijzigingen leiden tot meer detailgegevens op sector- en geografisch niveau. Deze gegevens zullen vanaf maart 2021 gerapporteerd worden.

De macro-economische statistieken kunnen in verschillende opzichten veel profijt hebben van de nieuw ontwikkelde fijnmazige databases. Het koppelen van macrogegevens aan gedetailleerde gegevens kan de kwaliteit van de statistieken verhogen, voor nieuwe statistische output zorgen en de flexibiliteit voor analyses verbeteren. In dit verband is de ECB voortgegaan met het koppelen van micro-informatie (Household Finance and Consumption Survey) en macro-informatie (sectorrekeningen) over de vermogens en schulden van huishoudens. Het doel is om macro-economische informatie te ontwikkelen over de verdeling van vermogens en schulden in de sector huishoudens, waarmee nieuwe en waardevolle informatie voor economische analyse beschikbaar komt.

De gezamenlijke analyse van 'near-time’ micro-informatie in verschillende marktsegmenten maakt het mogelijk om op zeer korte termijn complexere, onvoorziene en snel veranderende marktgedragingen te analyseren. Om deze vooruitgang te vergemakkelijken heeft de ECB haar betrokkenheid en voortrekkersrol bij de inspanningen voor de mondiale standaardisering van data geïntensiveerd. Voorbeelden zijn het nieuwe Global Legal Identifier System, dat nog doorontwikkeld dient te worden tot een volledige dekking, en de ontwikkeling van ISO-normen. Tot slot zullen aanhoudende inspanningen voor de standaardisatie van data in de markten de kwaliteit van de verzamelde gegevens ten goede komen en tot lagere operationele kosten en risico's voor alle betrokken leiden.

7.2 Verbeterde transparantie en communicatie

In 2018 heeft de ECB zich opnieuw ingezet om de eigen transparantie te verhogen door haar statistieken toegankelijker, gebruiksvriendelijker en interactiever te maken voor zowel externe deskundigen als het grote publiek. Overeenkomstig het “mobile first”-initiatief van de ECB worden alle statistische persberichten in webformaat opgesteld, waardoor eenvoudiger toegang tot statistieken mogelijk is en statistieken op social media kunnen worden gedeeld. De statistieken van de ECB worden via haar verbeterde statistische kroonjuweel Statistical Data Warehouse gepubliceerd, en nieuwe statistische documentatie en visualisaties van het eurogebied en vergelijkbare nationale statistieken worden op de website “Onze statistieken” van de ECB beschikbaar gesteld. Professionele gebruikers zoals journalisten kunnen de visualisaties hergebruiken voor hun eigen nieuwsfeeds of websites in de door hen gewenste EU-landstaal.

De statistieken voor het bankentoezicht zijn ook verder ontwikkeld in antwoord op de veranderingen in de markt en de regelgeving en in reactie op verzoeken en feedback van gebruikers. De ECB verzamelt en publiceert elk kwartaal statistieken voor het bankentoezicht over instellingen die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan. De gegevens bevatten informatie over balanssamenstelling en winstgevendheid, kapitaaltoereikendheid, leverage, financiering en liquiditeit. Vanaf het derde kwartaal van 2018 is het bereik uitgebreid, zodat er ook uitzettingen op centrale overheden, activaopsplitsing volgens de fair value-hiërarchie en op interne ratings gebaseerde kredietrisicoparameters onder vallen. Daarnaast heeft de ECB in 2018 voor het eerst afzonderlijke Pijler 3-informatie gepubliceerd over risicogewogen activa per risicocategorie en per rekenmethode voor onder ECB-toezicht staande mondiale systeemrelevante instellingen (G-Sll's) en overige systeemrelevante instellingen (O-Sll's) (75 instellingen) naast de drie solvabiliteitsratio's en hefboomratio's voor 118 belangrijke instellingen. Dit nieuwe transparantieniveau geeft belanghebbenden de mogelijkheid om zinvolle vergelijkingen te maken tussen prudentiële kengetallen. In 2018 heeft de ECB haar communicatie met de bancaire sector over het datakwaliteitsproces voor toezichtsgegevens verbeterd. Vertegenwoordigers uit de bancaire sector werden uitgenodigd om de ontwikkeling van aanvullende kwaliteitscontroles op SSM-gegevens te bespreken. Ten behoeve van transparantie is een eerste lijst controles op de websites van de ECB en de NCA's gepubliceerd.

De ECB was ook een van de organisatoren van de tweejaarlijkse “Conference of European Statistics Stakeholders 2018” in Bamberg, Duitsland. De conferentie bood netwerkmogelijkheden en er werd gediscussieerd over statistische methodologieën met belanghebbenden op het gebied van Europese statistieken uit de wetenschap, de academische wereld, samenstellers van statistieken en maatschappelijke groeperingen. Verder heeft de ECB heeft de eerste 20 jaar ESCB-statistieken gevierd met een conferentie getiteld “Ninth ECB Statistics Conference – 20 years of ESCB statistics: What’s next?” (Zie Kader 8).

Kader 8
20 jaar ESCB-statistieken: Wat staat ons te wachten?

De statistiekfunctie van het ESCB heeft de afgelopen twintig jaar een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt. De tijdlijn voor statistieken geeft belangrijke mijlpalen weer zoals de verbreding van de functies en het takenpakket van de ECB met de oprichting van het ESRB in 2010 en het SSM in 2013. Andere noemenswaardige ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld de opeenvolgende uitbreidingen van het eurogebied, de verschuiving van het samenstellen van geaggregeerde gegevens naar het verschaffen van verdelingsgegevens, multifunctionele gegevens en gedetailleerde gegevensverzamelingen en een zeer snel evoluerende statistische basisinfrastructuur (referentiedatabases en standaarden) die data-integratie mogelijk maken.

In al die jaren zijn drie beginselen echter niet veranderd, en deze zullen in de toekomst ook van wezenlijk belang blijven.

Allereerst dienen data van hoge kwaliteit te zijn. Beleidsbeslissingen worden genomen op basis van statistisch bewijsmateriaal en de ECB blijft zich ten volle inzetten om het publieke vertrouwen te behouden in statistiek, in instellingen en in beleidsbeslissingen gebaseerd op gedocumenteerde statistieken.

Ten tweede is samenwerking een wezenlijk onderdeel van de statistische reis en dit zal in de toekomst ook zo blijven. Samenwerking zowel binnen het Eurosysteem en het SSM als daarbuiten met de bancaire sector, met het Europees Statistisch Systeem en op internationaal niveau, is noodzakelijk voor het behalen van onze doelen.

Ten derde dienen ESCB-statistieken relevant te zijn. Het ESCB heeft er in het verleden voor moeten zorgen niet achter te blijven en zal gelijke tred moeten blijven houden in de toekomst in een steeds sneller veranderende wereld. Nieuwe technologieën zullen helpen om het gebruik van de aanzienlijke hoeveelheden verzamelde gegevens te verbreden en verdiepen. Omvangrijke hoeveelheden informatie zullen in toenemende mate beschikbaar worden en het vakgebied statistiek zal profiteren van nieuwe ontwikkelingen op gebieden als data science, machine learning en kunstmatige intelligentie.

De toekomstige strategische doelstelling is gericht op het integreren van verschillende databronnen om zodoende een veelomvattend en consistent beeld van het financiële stelsel te waarborgen. Hiervoor zijn standaardiseringswerkzaamheden op Europees en mondiaal niveau noodzakelijk en de ECB zal deze de komende jaren blijven stimuleren. In dit verband zal de recentelijke opname van de ECB in het International Network for Exchanging Experience on Statistical Handling of Granular Data (NEXDA) helpen om best practices te delen met andere centrale banken en internationale organisaties en bij het aangaan van uitdagingen op het gebied van het beheer van micro-informatie.

Tot slot worden financiële statistieken steeds complexer, waardoor communiceren met het publiek steeds belangrijker wordt (zie Paragraaf 7.2).

De ECB besteedde aandacht aan de eerste 20 jaar ESCB-statistieken met de “Ninth ECB Statistics Conference – 20 years of ESCB statistics: What's next?” op 11 juni 2018 in Frankfurt. Tijdens de conferentie bespraken statistici, beleidsbepalers en academici hoe de reikwijdte van de werkzaamheden zich in de loop der jaren had uitgebreid en deelden zij hun visie op de toekomst van de ESCB-statistieken.

8 Onderzoeksprioriteiten van de ECB

De onderzoeksprioriteiten van de ECB worden regelmatig onder de loep genomen en aangepast, waarbij het doel is te zorgen voor een solide analytische basis om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen waar ECB-beleidsmakers voor staan. Samenwerking binnen het ESCB wordt bevorderd door de lopende activiteiten van drie onderzoeksclusters en twee onderzoeksnetwerken. In een omgeving die gekenmerkt wordt door negatieve beleidsrentes, zijn de doorwerking van onconventionele monetairbeleidsmaatregelen en het samenspel tussen monetair beleid, financiële stabiliteit en de reële sectoren van de economie de blijvende focus van de onderzoeksprioriteiten van 2018. In onderzoeken zijn de effecten van onconventionele maatregelen bestudeerd die tegenwicht geven aan de economische gevolgen van ongunstige financiële schokken door het verminderen van marktonzekerheid en het verbeteren van toegang tot bancaire financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen. Na het invoeren van het huidige macroprudentieel beleidskader is een nieuwe onderzoekstaakgroep opgezet om de interactie en de optimale coördinatie tussen monetair en macroprudentieel beleid te bestuderen. Andere prioriteiten waren de rol die financiële factoren spelen bij het gedrag van ondernemingen en huishoudens in het eurogebied, prijszettings- en loonvormingsdynamiek en het ontwerp van institutionele en beleidsregelingen ter versterking van de EMU. Financiële fricties bij de verspreiding van monetair beleid en economische schokken hebben een prominente rol in een nieuwe versie van het Area-Wide Model van de ECB en de verdere ontwikkeling van meerlandenmodellen die ingezet worden voor prognoses en monetairbeleidsanalyse.[53]

8.1 Activiteiten van de ESCB onderzoeksclusters en het PRISMA-project

Om de samenwerking tussen ESCB onderzoekers verder te versterken hebben de Hoofden van onderzoeksafdelingen van de ESCB in 2016 besloten om drie onderzoeksclusters op te zetten. Het doel van deze clusters is het coördineren van inspanningen op onderzoeksgebieden met een hoge prioriteit door middel van workshops en gezamenlijke onderzoeksprojecten (zie Figuur 2).

Figuur 2

Onderzoeksclusters van de ESCB

Bron: ECB.
Toelichting: Structuur van de onderzoeksclusters van de ESCB vastgesteld door de afdelingshoofden van ESCB onderzoeksafdelingen in 2016.

De afstemming van onderzoeken werd bevorderd door de lopende activiteiten van drie ESCB-onderzoeksclusters

In 2018 organiseerden de onderzoeksclusters een aantal workshops waarin onderzoeksteams aandacht besteedden aan vraagstukken zoals de optimale vormgeving van monetair beleid bij onzekerheid, imperfecties op de financiële markten en internationale overloopeffecten. Ten aanzien van financiële stabiliteit werd in een workshop gesproken over de gevolgen die kapitaals- en liquiditeitseisen voor banken hebben voor het gedrag van banken en voor geldmarkten. Een ander onderzoeksonderdeel richtte zich op de macro-economische determinanten van productiviteitsgroei en in het bijzonder de rol van financiële fricties, de misallocatie van krediet en de organisatie van de productie. De voorlopige resultaten laten zien dat het belangrijk is om rekening te houden met de rol van kleine ondernemingen, om zo inzicht te verkrijgen in de patronen van de totale productiviteitsgroei.

Het HFCN zette de werkzaamheden ten aanzien van de derde ronde van zijn enquête voort

Een van de Eurosysteem/ESCB onderzoeksnetwerken, het Household Finance and Consumption Network (HFCN) zette zijn werkzaamheden voort met de derde ronde van de Household Finance and Consumption Survey, waarvan de resultaten in 2019 bekendgemaakt zullen worden. Het HFCN-onderzoek heeft zich onder andere gericht op de gevolgen van heterogeniteit van huishoudens op de doorwerking van monetair beleid. Onderzoekers van het HFCN hebben bijvoorbeeld geïnventariseerd wat de effecten zijn van monetair beleid op de consumptie van afzonderlijke huishoudens, afhankelijk van arbeidssituatie en de structuur van hun portefeuilles. De bevinding dat werknemers aan de onderzijde van de inkomensverdeling onevenredig beïnvloed worden door monetair beleid suggereert dat expansief monetair beleid in het eurogebied tot een afname van de ongelijkheid in inkomen en consumptie heeft geleid. Het onderzoek van het netwerk heeft ook vooruitgang geboekt op gebieden zoals de effecten van onzekerheid op de beslissingen van huishoudens, de financiële kwetsbaarheid van huishoudens en de meting van de bovenzijde van de vermogensverdeling. Daarnaast is de enquête ook uitgebreid gebruikt door externe onderzoekers.

Er is een nieuw netwerk opgericht om met gebruikmaking van micro-informatie prijszetting in de detailhandel te onderzoeken

PRISMA (price-setting micro data analysis) is een nieuw onderzoeksnetwerk van het ESCB, dat in 2018 is opgericht met een taakopdracht van de Raad van Bestuur. Het gaat met gebruikmaking van microgegevensreeksen van prijzen het prijszettingsgedrag van afzonderlijke bedrijven en in de detailhandel onderzoeken. Het onderzoek richt zich op de relatie tussen prijszetting en de algehele inflatiedynamiek. Er zal in het bijzonder gekeken worden naar veranderingen in prijszettingsgedrag in periodes van lage inflatie en of deze worden beïnvloed door de monetairbeleidskoers, de conjuncturele situatie en het type schokken waaraan de economie onderhevig is.

Nu er een macroprudentieel beleidskader is vastgesteld, is een nieuwe onderzoekstaakgroep opgezet om de interactie tussen monetair en macroprudentieel beleid te bestuderen. De taakgroep richt zich onder andere op de overloopeffecten tussen de twee soorten beleid, inclusief de effecten van monetair beleid op de financiële stabiliteit en de gevolgen van macroprudentiële beleidsmaatregelen op de reële economie. Gezien deze overloopeffecten is de optimale coördinatie tussen de twee soorten beleid een tweede aandachtsgebied van de taakgroep

8.2 Conferenties en publicaties

Het Sintra Forum en de Onderzoeksconferentie hebben bijgedragen aan de dialoog met academische instellingen en beleidsinstellingen

Om haar uitgebreide dialoog met academische instellingen en beleidsinstellingen te onderhouden, heeft de ECB in 2018 verschillende onderzoeksevenementen op hoog niveau georganiseerd, waaronder het ECB Forum on Central Banking in Sintra (Portugal) en de tweede jaarlijkse onderzoeksconferentie (ARC) van de ECB. Het eerste evenement richtte zich met name op de herkomst en gevolgen van de lage inflatiedynamiek die het herstel na de crisis in veel ontwikkelde economieën kenmerkte, waaronder prijszetting, loonvorming en de rol van inflatieverwachtingen. Op de agenda van de jaarlijkse onderzoeksconferentie stond innovatief onderzoek over onder andere de rol van activamarkten in het afgeven van signalen omtrent monetair beleid, hypotheekmarkten, de evolutie van het concurrentievermogen op financiële en goederenmarkten, en globalisering. Overige belangrijke conferenties richtten zich op structurele hervormingen in het eurogebied, wereldhandel, arbeidsmarkten en digitalisering, en monetair en macroprudentieel beleid.[54]

Een groot deel van de onderzoeksactiviteiten van de ECB heeft tevens geresulteerd in publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en working papers.

Een groot deel van de onderzoeksactiviteiten van de ECB heeft tevens geresulteerd in publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en working papers. In 2018 werden 98 door medewerkers van de ECB opgestelde papers gepubliceerd in de Working Paper Series. Daarnaast zijn er een aantal meer op beleid gerichte analyses in de Occasional Paper Series, de Statistics Paper Series en de discussienota's van de ECB gepubliceerd. Deze schat aan hoogwaardige onderzoeksartikelen vormde eveneens de basis voor verbeterde communicatie van onderzoeksbevindingen naar een breder publiek, bijvoorbeeld middels 12 artikelen gepubliceerd in het ECB Research Bulletin in 2018.[55]

9 Juridische werkzaamheden en taken

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de ECB, rapporten over adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving van de verplichting de ECB te raadplegen over voorgenomen wetsvoorstellen op gebieden waarop zij bevoegd is, en het monitoren van naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang.

9.1 Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de ECB

Het Gerecht van de EU heeft de vordering tot schadevergoeding tegen de ECB met betrekking tot de herstructurering van de Griekse overheidsschuld in 2012 niet-ontvankelijk verklaard.

In maart 2019 heeft het Gerecht van de Europese Unie (“het Gerecht”) het beroep tot schadevergoeding van een privaatrechtelijke vereniging van gepensioneerden (ESTAMEDE) tegen de ECB in Zaak T-124/17 niet-ontvankelijk verklaard. De leden van ESTAMEDE zijn begunstigden van het Griekse Pensioenfonds voor Ingenieurs en Aannemers van Overheidsopdrachten. De schadeclaim had betrekking op de surpluspercentages die van toepassing waren op specifieke overheidsobligaties in de context van een gedeeltelijke herstructurering van de Griekse overheidsschuld in 2012 en die zouden hebben geleid tot verliezen geleden door het pensioenfonds en de begunstigden ervan en niet door de vereniging zelf. Het verzoekschrift trachtte aan de ECB verschillende schendingen van EU-recht en beginselen toe te schrijven, waaronder schending van fundamentele rechten vervat in het Handvest van de grondrechten van de EU, zoals het vermogensrecht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de schadeclaim kennelijk niet-ontvankelijk is zonder de zaak inhoudelijk te behandelen. Hiermee heeft het Gerecht de ECB uitgesloten van enige aansprakelijkheid voor de gevorderde schadevergoeding. Het Gerecht oordeelde dat de klacht van de eiser ontoereikend was en dat de klacht niet aan de vormvereisten voor ontvankelijkheid voldeed.

Het Gerecht heeft de vordering tot schadevergoeding tegen de ECB met betrekking tot de resolutiemaatregelen van 2013 in Cyprus niet-ontvankelijk verklaard.

In juli 2018 heeft het Gerecht eveneens de vorderingen tot schadevergoeding tegen onder andere de ECB en aangespannen door enkele deposanten, aandeelhouders en obligatiehouders van de Cypriotische banken die onderworpen waren aan de resolutiemaatregelen van 2013 (Zaken T-680/13 en T786/14) niet-ontvankelijk verklaard. Het oordeel volgde op de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof”) in 2016 in twee beroepszaken (Zaken Mallis[56] en Ledra[57]) met betrekking tot vergelijkbare onderwerpen. De eisers betoogden dat de betreffende resolutiemaatregelen door de ECB en andere verweerders waren opgelegd op basis van hun betrokkenheid bij de vergaderingen van de Eurogroep en hun rol in de onderhandelingen over en goedkeuring van het Cypriotische memorandum van overeenstemming en de beslissingen van de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank met betrekking tot noodliquiditeitssteun. Het Gerecht oordeelde dat de ECB en andere verweerders geen inbreuk hebben gepleegd op het vermogensrecht van de eisers, het beginsel van gerechtvaardigde verwachtingen of het beginsel van gelijke behandeling. Tegen beide uitspraken werd bij het Hof van Justitie beroep ingesteld.

Het Hof van Justitie heeft bepaald dat er bij het onderzoek van de prejudiciële vragen geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die de geldigheid van het PSPP aantasten

In december 2018 heeft het Hof van Justitie bepaald dat er bij het onderzoek van de prejudiciële vragen van het Duitse Federale Constitutionele Hof in Zaak C-493/17 (Weiss) feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die de geldigheid aantasten van het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen (“het PSPP”). Ten eerste valt het PSPP binnen het gebied van het monetair beleid en eerbiedigt het PSPP het proportionaliteitsbeginsel. De specifieke doelstelling van het PSPP kan in verband worden gebracht met de hoofddoelstelling van het monetair beleid van de Unie, en de invulling hiervan in kwantitatieve termen als het handhaven van inflatiepercentages onder, maar dicht bij 2%, lijkt op middellange termijn niet te zijn aangetast door een kennelijke beoordelingsfout en gaat ook het door de Verdragen vastgestelde raamwerk niet te buiten. Daarnaast heeft de ECB de verschillende belangen afgewogen om daadwerkelijke nadelen bij de implementatie van het programma te voorkomen die kennelijk onevenredig zijn aan de doelstelling van het PSPP. Gezien de risico's waaraan het omvangrijke volume aan aankopen van activa onder het PSPP de NCB's mogelijk blootstelt, heeft de ECB besloten af te zien van een algemene regel voor verliesdeling. Ten tweede is het PSPP verenigbaar met het verbod op monetaire financiering. Het feit dat het PSPP het mogelijk maakt om op macro-economisch niveau te voorzien dat een aanzienlijk volume obligaties op secundaire markten zal worden aangekocht, geeft een willekeurige particuliere marktdeelnemer niet een dusdanige zekerheid dat hij de facto kan handelen als een intermediair van het Eurosysteem voor de directe aankoop van obligaties van overheden en organen van lidstaten. Bovendien vermindert deze macro-economische voorzienbaarheid de impuls van lidstaten om een solide begrotingsbeleid na te streven niet, gezien het tijdelijke en voorwaardelijke karakter van het programma en een reeks waarborgen die de effecten van het PSPP op die impuls beperken. Het Hof van Justitie heeft ook aangegeven dat het verbod op monetaire financiering niet in de weg staat aan het aanhouden van obligaties tot het einde van de looptijd of het aankopen van obligaties met een negatief effectief rendement tot het einde van de looptijd. Het Duitse Federale Constitutionele Hof zal op basis van deze prejudiciële beslissing een beslissing nemen over de grondwettelijke klachten waarmee het PSPP indirect ter discussie is gesteld.

9.2 Adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving

Krachtens artikel 127, lid 4 en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende het functioneren van de Europese Unie moet de ECB worden geraadpleegd over communautaire of nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Alle adviezen van de ECB worden gepubliceerd op de website van de ECB. Adviezen van de ECB over communautaire wetsvoorstellen worden ook gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

In 2018 heeft de ECB 16 adviezen uitgebracht over EU-wetsvoorstellen en 42 adviezen over nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.

De ECB heeft adviezen over voorgenomen communautaire wetgeving uitgebracht

Op EU-niveau heeft de ECB adviezen uitgebracht over wetsvoorstellen met betrekking tot macro- en microprudentiële toezichtskwesties, inclusief de hervorming van het Europees Comité voor Systeemrisico's (ESRB)[58], de Europese Bankautoriteit (EBA)[59] en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten[60], de kapitaalbehandeling van niet-renderende blootstellingen en gedekte obligaties[61], de prudentiële behandeling van beleggingsondernemingen[62] en het versterken van de rol van de Europese Bankautoriteit bij het voorkomen van het gebruik van het financiële systeem voor witwassen of het financieren van terrorisme[63]. De ECB heeft adviezen uitgebracht over andere EU-wetsvoorstellen die van invloed zijn op financiële markten, waaronder de hervorming van markten voor gedekte obligaties[64], de regulering van kredietdienstverleners, kredietaankopers en de uitwinning van onderpand[65], kosten voor grensoverschrijdend betalingsverkeer en valutaomrekeningen[66] en het recht dat van toepassing is op de derdenwerking van de overdracht van schuldvorderingen[67]. De ECB heeft ook adviezen uitgebracht voor het regelgevingskader voor de EMU, zoals het versterken van de budgettaire verantwoordelijkheid en de begrotingskoers op de middellange termijn in de lidstaten[68] en de voorgestelde oprichting van een Europees investeringsstabilisatiemechanisme[69] en een Europees Monetair Fonds[70]. De ECB heeft ook advies gegeven over Europese bedrijfsstatistieken[71] en het “Pericles IV” opleidingsprogramma ter bestrijding van valsemunterij in de EU[72].

De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake NCB's

De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen voor NCB's, waaronder de governance en financiële onafhankelijkheid van de Central Bank of Cyprus[73], de institutionele onafhankelijkheid van Българска народна банка (Nationale Bank van Bulgarije)[74], de nationale financiële controle van Hrvatska narodna banka[75], de aansprakelijkheidsregeling met betrekking tot directieleden en medewerkers van Banca Naţională a României[76], de minimumreserveverplichtingen van Magyar Nemzeti Bank[77] en de toekenning van een breed scala aan taken aan nationale centrale banken met betrekking tot zaken als toezicht op naleving van de verordening betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties[78], de veiligheid en bescherming van vitale infrastructuren[79], de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de financiële sector[80], securitisatieactiviteiten[81], de uitgifte van gedekte obligaties[82], de procedures voor de conversie van aan de Zwitserse frank gekoppelde leningen naar aan de euro gekoppelde leningen[83], activiteiten van kredietinstellingen die verband houden met markten in financiële instrumenten[84], belangrijke informatiedocumenten van kredietinstellingen voor verpakte beleggingsproducten voor detailhandel en verzekeraars[85], de bevoegdheid om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen in reactie op het verschaffen van onjuiste of misleidende informatie door kredietinstellingen en financiële instellingen[86], taken met betrekking tot de regulering van bepaalde spaarrekeningen[87], samenwerking met bevoegde autoriteiten met betrekking tot het repatriëren van gelden uit aangewezen belastingparadijzen[88], het bijhouden van een centraal register voor bankrekeningen en financiële transacties[89] en een landelijke database voor verzekeringsclaims[90]. Een terugkerend thema in een aantal van deze adviezen was de beoordeling van de toekenning van nieuwe taken aan NCB's aan de hand van de verbodsbepaling op monetaire financiering op grond van artikel 123 van het Verdrag inzake de financiering door centrale banken van de uitvoering van overheidstaken.

De ECB heeft ook adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen met betrekking tot het macro- en microprudentieel toezicht op kredietinstellingen en financiële instellingen waaronder het aangaan van een nauwe samenwerking tussen de ECB en Българска народна банка (Nationale Bank van Bulgarije)[91], het hervormen van de Italiaanse popolaribanken en coöperatieve banken[92], macroprudentiële instrumenten in Spanje[93], het macroprudentiële mandaat van de centrale bank en de governance van kredietinstellingen in Bulgarije[94], macroprudentiële instrumenten voor het corrigeren van onevenwichtigheden in de woningsector en de uitwisseling en wederzijdse implementatie van macroprudentiële instrumenten in Luxemburg,[95] de introductie van een interbancaire financieringsratio in Hongarije[96], hypotheekaflossingsbepalingen in Zweden[97], vaste beloningen voor bestuurders van systeemrelevante kredietinstellingen in Nederland[98], de overdracht van toezichtsgegevens voor statistische doeleinden in Duitsland[99], de reorganisatie van de Poolse toezichthouder op de financiële dienstverlening[100], en de financieringsbronnen en de governance van de Maltese toezichthouder MFSA[101].

De ECB heeft adviezen uitgebracht over andere wetsvoorstellen die van invloed zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen, waaronder het kader voor het wegnemen van hypotheekachterstanden en de regulering van het bezit van kredietovereenkomsten in Ierland[102], het juridisch kader voor gedekte obligaties in Tsjechië en Slowakije[103], het kader voor securitisaties in Cyprus[104], de omzetting van aan de Zwitserse frank gekoppelde leningen naar aan de euro gekoppelde leningen in Slovenië[105] de vergoedingsformule van bepaalde gereguleerde Franse spaarrekeningen[106], en de verplichte mate van voorbereiding op een noodsituatie in de Finse financiële sector[107].

ECB-adviezen over het effect van nationale wetgeving inzake informatiebeveiliging en cybersecurity op kritieke marktinfrastructuren en prudentieel toezicht

In lijn met het groeiende belang van cybersecurity-vraagstukken heeft de ECB aan een aantal lidstaten adviezen uitgebracht over het effect van nationale wetgeving inzake informatiebeveiliging en cybersecurity op marktinfrastructuren en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen[108]. De ECB heeft ook advies gegeven over nieuwe afrondingsregels voor eurobetalingen in België[109].

Duidelijke, belangrijke en/of herhaalde gevallen van niet-raadpleging met betrekking tot EU-wetgeving

Er is een geval van overtreding van de verplichting de ECB over EU-wetsvoorstellen te raadplegen geconstateerd. De ECB is niet geraadpleegd over het wetsvoorstel met betrekking tot de derdenwerking van schuldvorderingen van het Europees Parlement en de Raad. De ECB heeft op eigen initiatief een advies uitgebracht waarin de tekortkomingen worden genoemd van de voorgestelde wet ten aanzien van de derdenwerking van de cessie van schuldvorderingen[110]. Dit geval van niet-raadpleging wordt beschouwd als een “evident en belangrijk” voorbeeld van het verzuim om de ECB te raadplegen. De beide gevallen van niet-naleving in 2017 en het geval van niet-naleving in 2018 worden beschouwd als “evident en herhaaldelijk”.

Gevallen van niet-raadpleging met betrekking tot nationale wetgeving

In 2018 is een horizontale kwestie aangemerkt met betrekking tot de nationale wetgevingen ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie. Als een gevolg van de keuzevrijheid bij de omzetting van deze Richtlijn die door bepaalde lidstaten is gehanteerd, beoordeelt de ECB momenteel de mate waarin gebieden waarop zij adviesbevoegdheden heeft materieel beïnvloed zijn voor zover het de NCB's, betalings- en vereveningssystemen en/of de taken van de ECB met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen betreft. Tot op heden heeft de ECB één brief verstuurd aan een nationale autoriteit met betrekking tot niet-naleving aangaande dit onderwerp (Cyprus). Verder is de ECB niet door de Roemeense autoriteiten geraadpleegd ten aanzien van een noodverordening van regeringswege waarmee een belasting op bancaire activa werd ingevoerd.

9.3 Naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang

Krachtens Artikel 271, lid d, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de ECB de taak toe te zien op de naleving, door de nationale centrale banken van de EU en de ECB, van de verbodsbepalingen voortvloeiend uit de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag en uit Verordeningen (EG) Nr. 3603/93 en Nr. 3604/93 van de Raad. Artikel 123 verbiedt de ECB en de nationale centrale banken voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten aan overheden en instellingen of organen van de EU te verlenen, alsmede van hen rechtstreeks schuldbewijzen te kopen. Artikel 124 verbiedt alle niet op overwegingen van bedrijfseconomisch toezicht gebaseerde maatregelen waardoor overheden en instellingen of organen van de EU bevoorrechte toegang tot financiële instellingen zouden krijgen. Naast de Raad van Bestuur ziet de Europese Commissie erop toe of de lidstaten de bovengenoemde bepalingen naleven.

De ECB controleert tevens de door de centrale banken van de EU op de secundaire markt verrichte aankopen van schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de binnenlandse overheidssector, de overheidssector van andere lidstaten en door instellingen en organen van de EU. Krachtens de overwegingen van Verordening (EG) Nr. 3603/93 van de Raad mag de aankoop van door de overheidssector uitgegeven schuldbewijzen op de secundaire markt niet worden gebruikt om het doel van Artikel 123 van het Verdrag te ontwijken. Dergelijke aankopen mogen geen vorm van indirecte monetaire financiering van de overheidssector worden.

De voor 2018 uitgevoerde controle bevestigde dat de bepalingen van de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag en de daarmee samenhangende Verordeningen van de Raad in het algemeen werden nageleefd.

Uit de controle kwam naar voren dat de meeste nationale centrale banken van de EU in 2018 beschikten over een rentevergoedingsbeleid voor overheidsdeposito’s dat volledig in overeenstemming was met de voor rentevergoedingen geldende plafonds. Enkele nationale centrale banken dienen er echter voor te zorgen dat de vergoeding op overheidsdeposito’s niet hoger is dan het plafond.

In haar jaarverslag van 2016 beoordeelde de ECB de oprichting en de financiering van de vermogensbeheermaatschappij MARK Zrt. door Magyar Nemzeti Bank (MNB) als een schending van het verbod op monetaire financiering, die moest worden rechtgezet. Nadat Magyar Nemzeti Bank de nodige corrigerende maatregelen had genomen, werd de zaak gesloten.

Na de in de ECB-Jaarverslagen van 2014 en de daaropvolgende jaren geuite bezorgdheid, is de ECB blijven toezien op diverse door Magyar Nemzeti Bank in 2014 en 2015 gestarte programma’s. In 2018 bleef Magyar Nemzeti Bank acties ondernemen om de ongerustheid van de ECB weg te nemen en zette ze een programma voor de aankoop van Hongaarse kunstwerken en culturele bezittingen stop. Gelet op het grote aantal programma's, de reikwijdte en de omvang ervan, zal de ECB echter nauwlettend blijven toezien op de verenigbaarheid van deze transacties met het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang. Bovendien zal de ECB de betrokkenheid van Magyar Nemzeti Bank bij de Budapest Stock Exchange op de voet blijven volgen, aangezien de aankoop van een meerderheidsbelang in de Budapest Stock Exchange door Magyar Nemzeti Bank in november 2015 nog altijd kan worden beschouwd als reden tot bezorgdheid ten aanzien van monetaire financiering.

De vermindering van met de IBRC samenhangende activa door de Central Bank of Ireland in 2018 (door middel van verkopen van langlopende obligaties met variabele rente) is een belangrijke stap in de richting van de noodzakelijke volledige afstoting van deze activa. Een ambitieuzer verkoopschema zou de aanhoudende ernstige bezorgdheid over het risico van monetaire financiering verder wegnemen.

10 Hoofdthema’s op de Europese en internationale agenda

De ECB bleef in 2018 een intensieve dialoog voeren met diverse Europese fora en instellingen, waaronder de Europese Raad, de ECOFIN-Raad, de Eurogroep, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Op de vergaderingen van de Europese Raad, de Eurogroep en de ECOFIN-Raad, waaraan de president van de ECB en andere leden van de Directie deelnamen, kwamen onder meer de economische vooruitzichten, de verdieping van de EMU en aangelegenheden in verband met het EU-kader voor budgettaire en economische governance ter sprake.

10.1 De verdieping van de EMU

In 2018 nam de ECB deel aan besprekingen over een versterking van de EMU, en verstrekte ze technisch advies over de gebieden waarvoor ze bevoegd en deskundig is. De gesprekken in de fora van de EU waren toegespitst op drie belangrijke thema’s: de voltooiing van de bankenunie, de hervorming van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) en het ontwerp van een instrument voor macro-economische stabilisatie voor het eurogebied. Belangrijke bijdragen aan dat debat waren onder meer een discussienota die de Europese Commissie in mei 2017 publiceerde, met voorstellen ter zake, en de in juni 2018 in Meseberg bereikte Frans-Duitse overeenkomst.

De bankenunie wordt geleidelijk voltooid

Ten eerste werd in verband met de bankenunie[111] een regelgevingspakket afgerond met richtlijnen en verordeningen die een hefboomratio vaststellen om te voorkomen dat de banken een buitensporig toenemende hefboomfinanciering opbouwen, strengere risicogevoelige kapitaalvereisten opleggen aan banken die effecten en derivaten verhandelen, en het verliesarbsorptievermogen en de herkapitalisatiecapaciteit van mondiaal systeemrelevante banken verhogen. Bovendien werd overeenstemming bereikt over nieuwe vereisten inzake een minimale verliesdekking voor nieuwe niet-renderende posities op de bankbalansen. Daarnaast werd op de Eurotop-ontmoetingen in juni en december besloten om van het ESM het vangnet te maken voor het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund - SRF) voor banken in een afwikkelingsfase. Voor het Europees depositogarantiestelsel (EDIS) achten de Europese leiders verdere technische werkzaamheden noodzakelijk, zodat een werkgroep op hoog niveau werd ingesteld die tegen juni 2019 verslag zal uitbrengen. In passende volgorde rekening houdend met alle elementen uit het routeplan van 2016, werd gestart met het uitwerken van een routekaart voor de aanvang van politieke onderhandelingen over het EDIS. Inmiddels bleven de banken van het eurogebied, geschraagd door het Europese bankentoezicht, hun balansen versterken, hun hefboomfinanciering afbouwen en het aantal niet-renderende leningen verder verlagen. Ten slotte werd nog vooruitgang geboekt met de Europese kapitaalmarktenunie (capital markets union - CMU), in overeenstemming met het actieplan voor de CMU van 2015.

Ten tweede, en in het licht van de gesprekken over de hervorming van het ESM, heeft de ECB een advies uitgebracht waarin ze het principe bevestigde om het ESM op te nemen in het wettelijk kader van de EU, waarbij de preventieve instrumenten voor financiële bijstand van het mechanisme worden verbeterd terwijl passende voorwaarden worden nageleefd, en het bestuur van het ESM wordt herzien om een snelle en geloofwaardige besluitvorming te garanderen die gebaseerd is op onafhankelijk deskundig advies van hoge kwaliteit.

Ten derde werden de technische werkzaamheden aan het ontwerp van en het tijdschema voor een begrotingsstabilisatie-instrument voortgezet, alsook die aan andere potentiële begrotingsinstrumenten voor het eurogebied. In overeenstemming met het Verslag van de vijf voorzitters van 2015, verheugde de ECB zich over dit werk en wees ze erop dat elk begrotingsinstrument de totale vraag dient te schragen, met name bij recessies in het eurogebied als geheel, terwijl het vermijdt stimulansen voor een gezond nationaal economisch beleid en begrotingsbeleid te ondermijnen. De ECB bracht ook een Advies uit over het voorstel van de Europese Commissie betreffende een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen. De Eurotop van december gaf de Eurogroep de opdracht een begrotingsinstrument uit te werken dat gericht is op convergentie en concurrentievermogen voor het eurogebied en de lidstaten van het ERM II op vrijwillige basis, in de context van het meerjarig financieel kader. Andere beraadslagingen in de fora van de EU handelden over een voorstel van de Commissie voor een Verordening betreffende door overheidsobligaties gedekte effecten.

De hervorming van het ESM en een stabilisatiefunctie stonden centraal in de besprekingen

In verband met structurele economische thema’s stelde de Europese Commissie een steunprogramma voor structurele hervormingen voor om de implementatie van structurele hervormingen als onderdeel van het volgende meerjarig financieel kader (2021-2027) te ondersteunen. De EU stemde er ook mee in het bedrag van het reeds bestaande steunprogramma voor structurele hervormingen te verhogen, waardoor haar totale budget uitkomt op €222,8 miljoen voor de periode 2017-2020.

In het kader van het debat over de verdieping van de EMU beklemtoonde de ECB herhaaldelijk dat een volledige tenuitvoerlegging van de begrotingsregels en een doeltreffendere coördinatie van de economische beleidslijnen van vitaal belang bleven om de veerkracht van het eurogebied te versterken en tussen de lidstaten het vertrouwen te creëren dat nodig is om stappen in de richting van een verdere integratie te zetten. De vooruitgang ter zake is ondermaats gebleven.

10.2 Het afleggen van verantwoording

De verantwoordingsplicht van de ECB is de noodzakelijke tegenhanger van haar onafhankelijkheid. De ECB is een onafhankelijke instelling die haar instrumenten kan gebruiken zoals ze dat nodig acht om haar taken uit te voeren en haar mandaat te vervullen. Een dergelijke onafhankelijkheid werd democratisch goedgekeurd in het kader van de ratificatie van de Verdragen, die de ECB ook een duidelijk mandaat gaven waarvoor ze verantwoording verschuldigd is aan het publiek. Verantwoordingsplicht, aangevuld met rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie, zorgt ervoor dat onafhankelijkheid niet leidt tot willekeur en dat de ECB handelt in overeenstemming met haar mandaat.

De ECB dient aan het Europees Parlement verantwoording af te leggen

De Verdragen verlenen het Europees Parlement – als het democratisch verkozen vertegenwoordigend orgaan van de EU-burgers – een centrale rol in de verantwoordingsplicht van de ECB. In 2018 woonde de President van de ECB vier reguliere hoorzittingen van de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement bij.[112] De President woonde in het Parlement ook het plenaire debat over het Jaarverslag van de ECB bij, en de ECB publiceerde haar feedback op de input die door het Europees Parlement werd verstrekt in zijn resolutie over het Jaarverslag van de ECB voor 2016.[113] Daarnaast vervult de ECB haar verantwoordingsplicht via reguliere verslagen en door schriftelijke vragen van leden van het Europees Parlement te beantwoorden. In 2018 ontving de President van de ECB 36 brieven met dergelijke vragen, en de antwoorden daarop werden gepubliceerd op de website van de ECB.[114] De meeste vragen van de leden van het Europees Parlement gingen over de tenuitvoerlegging van de bijzondere monetairbeleidsmaatregelen van de ECB, de economische en financiële situatie, en institutionele aangelegenheden inzake de ECB en de EU. Ten slotte is de ECB ook voor haar activiteiten inzake bankentoezicht verantwoording verschuldigd aan zowel het Europees Parlement als de EU-Raad.[115]

De ECB was actief betrokken bij het debat over de onafhankelijkheid van de centrale bank en de verantwoordingsplicht

De ECB bleef betrokken bij het debat dat de afgelopen jaren ontstond over de onafhankelijkheid van centrale banken en hun verantwoordingsplicht. In 2018 hielden de leden van de Directie verscheidene toespraken over die thema’s[116] en in een artikel van het Economisch Bulletin werd de ontwikkeling van de door de ECB afgelegde verantwoording onderzocht.[117] Het artikel verschafte onder meer nieuwe kwantitatieve en kwalitatieve gegevens die aantonen hoe de interacties van de ECB met het Europees Parlement gedurende de crisis waren toegenomen en zich hadden ontwikkeld op het gebied van frequentie, vorm en inhoud.

Volgens de Eurobarometer-enquête[118] bereikte de populariteit van de euro in 2018 een recordhoogte, aangezien 75% van de 340 miljoen burgers van het eurogebied de eenheidsmunt steunde. Dit is de sterkste steun die in de enquête werd opgetekend sinds de invoering van de euro.

10.3 Gevolgen van de brexit

De risico's die de brexit voor de financiële stabiliteit inhoudt, worden uitvoeriger beschouwd in het FSR van november

Hoewel de ECB niet bij de onderhandelingen betrokken is, bleef ze de onder haar bevoegdheid vallende brexit-ontwikkelingen volgen en beoordelen. In het Financial Stability Review (FSR) van de ECB van november 2018 werden de potentiële gevolgen van de brexit voor de financiële stabiliteit in het eurogebied onderzocht. Uit die analyse bleek dat de brexit weinig algemene risico’s oplevert voor de financiële stabiliteit in het eurogebied, grotendeels als gevolg van de ruime keuzemogelijkheden waarover de private sector beschikt om potentiële risico’s te temperen. De overgang naar een nieuw evenwicht na de brexit zal eenmalige aanpassingskosten met zich brengen en kan risico's inhouden van fricties in bepaalde marktsegmenten indien de overgang niet terdege voorbereid is. Het risico dat de reële economie in het eurogebied geen gebruik meer zou kunnen maken van financiële diensten nadat het Verenigd Koninkrijk de EU heeft verlaten, lijkt evenwel beperkt. Evenzo wijst de analyse op al met al geringe risico's voor de kapitaalpositie van het bankwezen in het eurogebied. Een harde brexit zou echter kunnen leiden tot een ruimere en scherpere bijstelling van de marktprijzen dan in 2018 en tot een bruuske toename van de risicopremies en de volatiliteit.

In april 2018 hebben de ECB en de Bank of England een gezamenlijke technische werkgroep opgezet, die belast is met risicomanagement tijdens de periode rond 30 maart 2019 op het gebied van financiële diensten. De groep deelde in oktober 2018 aan de Europese Commissie en het Britse ministerie van Financiën haar bevindingen mee.

Tijdens zijn hoorzitting van februari 2018 voor het Europees Parlement, beklemtoonde de President van de ECB dat het belangrijk is vooruitgang te boeken met de voornaamste onderdelen van de financiële wetgeving in de EU – zoals EMIR II – en dit ruim vóór de brexit, om voorbereid te zijn op alle mogelijke onvoorziene scenario’s, waaronder de mogelijkheid dat er geen overeenkomst wordt gesloten.

In verband met het Europese bankentoezicht hebben de ECB en de nationale toezichthouders vooral aandacht besteed aan de communicatie over en de implementatie van de toezichtsverwachtingen omtrent brexit-gerelateerde thema’s, alsook aan de beoordeling van de brexitplannen en de vergunningaanvragen door internationale banken die activiteiten verhuizen van het Verenigd Koninkrijk naar het eurogebied en aan de brexitplannen van banken van het eurogebied met materiële activiteiten in het Verenigd Koninkrijk. Nadere informatie hierover is te vinden in het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2018.

Op de afsluitdatum van dit Verslag was er nog geen uittredingsovereenkomst gesloten.

10.4 Internationale betrekkingen

G20

Belangrijke thema’s waren de handel, het financiële klimaat en het toekomstige ontwerp van het mondiale financiële stelsel

In een klimaat van aanhoudende economische groei, maar met grotere neerwaartse risico's voor de mondiale vooruitzichten, bespraken de ministers van Financiën en de centralebankpresidenten van de G20 de gevolgen van de handelsspanningen voor de wereldeconomie in 2018. Ze legden er de nadruk op dat een intensievere dialoog en meer maatregelen nodig zijn om de risico’s te temperen. De leden van de G20 bekeken ook de gevolgen van de krappere mondiale financiële omstandigheden, in het bijzonder voor de opkomende markteconomieën. De G20 bleef zich ook inspannen om toe te zien op het bereiken van een wereldwijde sterke, duurzame, inclusieve en evenwichtige groei en ging na hoeveel vooruitgang werd geboekt in de richting van de collectief nagestreefde groei van 2% tegen 2018. De in dat licht genomen maatregelen hebben de mondiale groei voorbereid op een groei boven 2%, hoewel die later dan aanvankelijk verwacht dient te worden gehaald. De ministers van Financiën en de centralebankpresidenten bevestigden opnieuw te streven naar stabiele wisselkoersen en de invoering van hervormingen in de financiële sector. Onder het Argentijnse voorzitterschap van de G20 behoorden het vereenvoudigen van de financiering van infrastructuur en de toekomst van werk tot de prioriteiten. De G20 bleef ook thema’s in verband met internationale belastingen volgen en bestudeerde de voordelen en de potentiële risico's van technologische innovaties, zoals cryptoactiva. De G20 bevestigde opnieuw te streven naar een verdere versterking van het wereldwijde financiële vangnet, met in het centrum ervan een sterk, op quota gebaseerd en adequaat gefinancierd IMF, en van de mondiale financiële architectuur. In dat verband publiceerde de Eminent Persons Group on Global Financial Governance van de G20 een verslag “Making the Global Financial System Work for All”.

Beleidskwesties in verband met het IMF en de internationale financiële architectuur

De ECB bleef een actieve rol spelen in besprekingen over het internationale monetaire en financiële stelsel in het IMF en in andere fora, waarbij ze een gemeenschappelijk Europees standpunt aanmoedigde vanuit een centralebankperspectief.[119] Het IMF beraadslaagde over of begon met belangrijke herzieningen van zijn beleid inzake het toezichts- en kredietverleningskader. In februari 2018 verstrekte het IMF belangrijke verduidelijkingen over zijn beleid met betrekking tot de opzet van programma's in muntunies. Een tussentijdse beoordeling van het IMF-toezicht werd in april 2018 afgerond en het onafhankelijke evaluatiebureau van het IMF formuleerde in december 2018 aanbevelingen over het financieel toezicht door het IMF. Het IMF startte ook met een onderzoek naar de voorwaarden en het ontwerp van door het Fonds gesteunde programma's, alsook met een onderzoek naar het kader voor de houdbaarheid van de schuldenlast in landen met markttoegang. Bovendien werden de werkzaamheden voor de vijftiende herziening van de IMF-quota’s in 2018 voortgezet.

Het eerste FSAP voor het eurogebied werd in 2018 uitgevoerd

In juli 2018 rondde het IMF zijn eerste Financial Sector Assessment Program (FSAP) voor het eurogebied af – een veelomvattende oefening met de medewerking van verschillende Europese instellingen, waaronder zowel de centralebank- als de toezichtstak van de ECB. Het IMF beklemtoonde dat het bankentoezicht in het eurogebied aanzienlijk was verbeterd sinds de oprichting van het SSM. Voorts blijven er nog enkele kwetsbaarheden in verband met het krediet- en marktrisico bestaan, hoewel de veerkracht van de grote banken in het eurogebied is toegenomen. De oefening zal ook worden gebruikt ter informatie en zal aldus het verloop van FSAP’s in de landen van het eurogebied vergemakkelijken. Het IMF-overleg over het beleid in het eurogebied, dat eveneens in juli 2018 werd afgerond, kwam tot de bevinding dat de groei in het eurogebied nog steeds krachtig is, maar vertraagt tot een meer gematigd tempo. Bovendien blijft het uitermate belangrijk in sommige lidstaten voldoende beleidsbuffers op te bouwen en structurele hervormingen uit te voeren. In oktober 2018 ging het IMF, tijdens de Jaarvergaderingen in Bali, van start met de Bali Fintech Agenda, waarin de aan fintech-ontwikkelingen verbonden kansen en risico’s worden besproken en de gevolgen van dergelijke ontwikkelingen voor de financiële sector worden nagegaan.

Internationale samenwerking tussen centrale banken

De ECB is bereid haar ervaring met de hele wereld te delen

Met inachtneming van haar beperkte middelen bleef de ECB positief reageren op de sterke belangstelling van centrale banken buiten de EU om ervaringen uit te wisselen, die wijst op haar belangrijke rol in de wereldeconomie en als Europese instelling.

De ECB verruimde de geografische reikwijdte van haar samenwerking door een memorandum van overeenstemming (Memorandum of Understanding - MoU) te sluiten met de South African Reserve Bank. Daarnaast werden de banden met de belangrijkste centrale banken in Azië en Latijns-Amerika nauwer aangehaald op basis van bestaande bilaterale MoU's. De ECB versterkte ook haar samenwerking met regionale organisaties om haar bereik uit te breiden. De besprekingen op het niveau van het Eurosysteem werden eveneens voortgezet via een ontmoeting van hooggeplaatste vertegenwoordigers van het Eurosysteem met hun Latijns-Amerikaanse tegenhangers.

De ECB blijft haar rol als EU-instelling vervullen via doelgerichte gesprekken met de centrale banken in landen die het vooruitzicht hebben toe te treden tot de EU. Een reeks regionale workshops fungeert als het belangrijkste platform, en de besprekingen worden, zo mogelijk, opgezet in nauwe samenwerking met de NCB’s van de EU. De ECB werkt ook mee aan gerichte samenwerkingsactiviteiten die de NCB’s van de EU uitvoeren ten voordele van soortgelijke centrale banken van derde landen.

11 De communicatie verbeteren

De voorbije jaren groeide de communicatie door de centrale bank in toenemende mate uit tot een kernelement van het monetair beleid en zelfs tot een beleidsinstrument op zich. Door duidelijk haar voornemens aan te kondigen en haar beleid uiteen te zetten, vooral aan de financiële markten en aan deskundigen, heeft de ECB de effectiviteit van haar beleidsmaatregelen met succes verhoogd. Het afgelopen jaar leverde de ECB nog sterkere inspanningen om niet enkel haar traditionele doelgroepen te bereiken. Het doel bestaat erin zich op een ruimer deel van de maatschappij te richten, en te spreken met en te luisteren naar een groter publiek, via nieuwe platforms en formules. Anders dan de communicatie met markten en deskundigen, gaat dit soort interactie vaak over onderliggende vragen zoals wat de ECB doet, waarom ze zo handelt en hoe ze relevant is voor individuen en hun gemeenschap. Door zich op een ruimer publiek te richten en een echte wederzijdse dialoog aan te gaan, tracht de ECB meer inzicht in haar rol en beleid te verschaffen en vertrouwen op te bouwen in de ECB als instelling.

Focus op jongeren

De ECB vindt het zeer belangrijk de jongeren in Europa te bereiken. Daartoe startte ze met een “Terug naar school”-programma dat personeelsleden van de ECB aanmoedigt scholen, met name die waar ze zelf vroeger naar school gingen, te bezoeken en met de leerlingen gesprekken te voeren over Europa en de euro, om hun vragen te beantwoorden en hen wat persoonlijke uitleg te geven over wat het inhoudt voor een Europese instelling te werken. In 2018 namen 77 personeelsleden deel aan dat initiatief, waardoor ze blijk gaven van het enthousiasme van de ECB-medewerkers om een pleidooi te houden voor de euro, de EU dichter bij de burgers te brengen en hun gemeenschap iets terug te geven.

De ECB gaat terug naar school

De ECB beantwoordt vragen van jongeren in Youth Dialogues

Daarnaast heeft de ECB in 2018 haar “Youth Dialogues” uitgebreid. Dit zijn innovatieve platforms waarin studenten en jonge werknemers een echte dialoog kunnen aangaan met hooggeplaatste beleidsmakers bij de ECB. In januari, bijvoorbeeld, werkte de ECB met Debating Europe samen om een dialoog van de jeugd met de President van de ECB Mario Draghi op gang te brengen. Aan de hand van de hashtag #AskDraghi werden jonge Europeanen uitgenodigd om rechtstreeks aan de ECB vragen te stellen over allerlei onderwerpen, zoals jeugdwerkloosheid en cryptovaluta’s. De ECB ontving meer dan 280 vragen uit heel Europa. De vijf belangrijkste vragen werden door President Draghi beantwoord in een op de website van de ECB gepubliceerd interview dat ook ruime media-aandacht kreeg.

Veel aspecten van het beleid van een centrale bank zijn complex en voor leken vaak moeilijk te begrijpen. De ECB is echter vastberaden haar mededelingen toegankelijker en aantrekkelijker te maken, en heeft daartoe nieuwe en innoverende stappen gezet. Een voorbeeld daarvan was de inspanning om de reikwijdte van het ECB Forum on Central Banking in Sintra te vergroten en de belangrijke en rijke discussies tijdens dat forum interessant en toegankelijk te maken voor jongeren. De ECB verzocht de youtuber en recente Doctor of Philosophy Simon Clark om over de sessie van de jonge economisten verslag uit te brengen via zijn socialemediakanalen. Door middel van exclusieve opnames achter de schermen en spontane interviews met de economisten bood hij een frisse blik op het centralebankforum, waardoor hij de inhoud ervan begrijpelijker en herkenbaarder maakte voor jongeren. De YouTube-video werd al meer dan 30.000 maal bekeken.

De ECB vergroot haar digitale aanwezigheid

De digitale ruimte staat centraal in de inspanningen van de ECB om aanwezig te zijn waar mensen – met name jongeren – hun nieuws en informatie vergaren. In november 2018 activeerde de ECB haar officiële Instagram-account, waarmee ze hoofdzakelijk aan de hand van visuele middelen de menselijke kant van de ECB tracht weer te geven door personeelsleden voor te stellen en ervaringen te delen in verband met het alledaagse beroepsleven bij de ECB. Het onderliggende concept van de Instagram-account heeft ook een educatief doel, namelijk visueel aantrekkelijke content te verspreiden via sociale media. Bovendien houden meer dan 457.000 volgers met de ECB contact via haar Twitterkanaal. Daarnaast heeft de ECB haar onlineaanbod verder verruimd, en de website van de ECB omvat nu meer dan 160.000 pagina’s, waarvan vele in 23 talen. Voorts werd, in samenwerking met andere EU-instellingen, ook een speciale site, #EUROat20 gecreëerd om de 20ste verjaardag van de eenheidsmunt in digitale vorm te vieren.

Als onderdeel van de inspanningen die de ECB levert om zich niet alleen op deskundigen te richten en gesprekken aan te gaan over de manier waarop haar beleid lokale gemeenschappen en het bedrijfsleven in het hele eurogebied beïnvloedt, bezocht Directielid Benoît Cœuré in oktober het Franse binnenland, waar hij ontmoetingen had met politici, fabrieksarbeiders en studenten om de recente monetairbeleidsbeslissingen van de ECB uit te leggen, te luisteren naar de bezorgdheden van de mensen en te reageren op kritiek.

Een voorbeeld van contact met lokale bedrijven en werknemers, om te spreken over het beleid van de ECB – Benoît Cœuré bij een bezoek aan de Vorwerk/Semco-fabriek in Cloyes, Frankrijk, op 3 oktober 2018

Ten slotte verwelkomde het Bezoekerscentrum van de ECB in het eerste volledige jaar van zijn bestaan 20.743 bezoekers. Het Bezoekerscentrum, dat gevestigd is in het hoofdgebouw van de ECB in Frankfurt, stelt burgers in staat de taken, geschiedenis en opdracht van de ECB te bestuderen, en met een vertegenwoordiger van de ECB een gesprek aan te knopen.

12 Behoorlijk bestuur, organisatorische uitmuntendheid, veerkracht en milieuprestaties

Het versterken van haar reputatie als instelling van wereldklasse en het begeesteren, ontwikkelen en stimuleren van de betrokkenheid van haar mensen zijn twee strategische prioriteiten van de ECB. In 2018 vormden die prioriteiten voor de ECB een leidraad voor haar inspanningen om: (i) organisatorisch uit te munten via een meer diverse en inclusieve cultuur en een verhoogde integriteit, transparantie en verantwoordingsplicht tegenover de EU-burgers; (ii) haar veerkracht ten aanzien van de technologische dreigingen te versterken door een groter vermogen om de ECB en het financieel ecosysteem te verdedigen tegen cyberaanvallen; en (iii) goede milieuprestaties te leveren door de ecologische voetafdruk van de ECB voortdurend te verkleinen.

12.1 Uitmuntendheid bereiken via diversiteit en inclusie

De ECB gelooft dat diversiteit en inclusie uitmuntendheid kan opleveren: gediversifieerde teams nemen meer uiteenlopende standpunten in, wat leidt tot een betere besluitvorming en meer duurzame resultaten. Het bevorderen van gediversifieerde teams en inclusief gedrag is van vitaal belang om te garanderen dat de ECB de best mogelijke resultaten kan boeken voor haar personeelsleden en voor de EU. Daarom zijn diversiteit, respect, een ethische cultuur en het welzijn van haar medewerkers strategische doelstellingen voor de ECB.

Diversiteit en inclusie zijn bepalende factoren voor een betere organisatie

In 2018 bleef de ECB inspanningen leveren om diversiteit en inclusie als bepalende factoren voor een betere organisatie te bevorderen. De kernelementen van die inspanningen zijn respect, billijkheid, inclusiviteit en gelijke kansen voor haar personeelsleden, ongeacht, onder meer, hun geslacht, nationaliteit, religie, seksuele geaardheid, etnische origine, leeftijd, culturele achtergrond of invaliditeit. De ECB beschikt over een aantal diversiteitsnetwerken die vaak met Human Resources overleggen en alle aspecten van diversiteit trachten te behandelen. In het ESCB/SSM wisselt de ECB met de NCB’s en de NBA's van gedachten over best practices inzake diversiteit en inclusie, zoals tijdens de derde jaarvergadering van het diversiteitsnetwerk van het ESCB/SSM te Rome in oktober 2018.

In 2018 omvatte het uitgebreide programma van activiteiten van de ECB onder meer het hijsen van de regenboogvlag op de Internationale Dag tegen Homofobie, Transfobie en Bifobie (IDAHOT), het houden van workshops over “inclusief leiderschap” voor ECB-managers, de viering van de Internationale Dag voor de Uitbanning van Rassendiscriminatie en het organiseren van specifieke speaker events over LGBT+ en gelijke kansen.

De ECB blijft streven naar een groter aantal vrouwen in managementposities. Om een groter genderevenwicht te bereiken, heeft de Directie van de ECB doelstellingen voor eind 2019 bepaald en deze aangevuld met een uitvoerige reeks maatregelen om te waarborgen dat ze worden gerealiseerd. Die maatregelen omvatten een specifiek leiderschapsopleidingsprogramma voor vrouwen, uitgebreide mogelijkheden voor flexibele arbeidsregelingen, een focus op inclusief leiderschap bij managers en diversiteitsambassadeurs in elke organisatie-eenheid om te werken aan een verbetering van het lokale genderevenwicht.

Eind 2018, werd 29% van de managementposities vervuld door vrouwen, vergeleken met een doelstelling van 35% voor eind 2019. Voor functies in het senior management beliep het aandeel 22%, tegen een doelstelling van 28% voor 2019 (zie Tabel 2). Het totale aandeel van vrouwen in het personeelsbestand van de ECB op alle niveaus bedraagt 44%.

Tabel 2

Genderdoelstellingen en aandeel van vrouwen in het personeelsbestand van de ECB

Bron: ECB.
Toelichting: Het totale genderaandeel verwijst zowel naar personeelsleden met een vaste functie als naar tijdelijk personeel. Gegevens per 1 januari 2019.

De ECB wil meer vrouwelijke sollicitanten aantrekken

Gelet op de verdere uitdagingen nam de Directie van de ECB in 2018 extra maatregelen om de genderdiversiteit te verbeteren. Er werd besloten dat in elke organisatie-eenheid ten minste één lid van het senior management team en ten minste een derde van het ruimere management vrouwelijk moet zijn. Daarnaast werden de wervingsprocedures van de ECB aangepast om meer vrouwelijke sollicitanten aan te trekken. Dit houdt bijvoorbeeld in dat ze meer samenwerkt met wervingsbureaus die potentiële vrouwelijke kandidaten moeten zoeken. Bovendien kan elke wervingsprocedure worden stopgezet en herstart indien ze onvoldoende vrouwelijke sollicitanten aantrekt. Voorts zullen meer vrouwen in de ECB deelnemen aan wervingspanels om mogelijke vooroordelen tegen te gaan en een meer genderevenwichtige besluitvorming te waarborgen.

12.2 Versterking van de integriteit en de bestuursnormen

De ECB streeft, met de steun van haar Ethisch Comité en haar Auditcomité, naar het hoogste niveau van integriteit en bestuursnormen.

De Gemeenschappelijke Gedragscode voert een veelomvattend, geavanceerd ethisch kader in

Op advies van het Auditcomité, heeft de Raad van Bestuur het Ethisch Comité gevraagd een Gemeenschappelijke Gedragscode op te stellen voor hoge functionarissen van de ECB. De nieuwe Code voert voor de leden van de Raad van Bestuur, de Directie en de Raad van Toezicht een veelomvattend, geavanceerd ethisch kader in. Bovendien verruimde die Code het toepassingsgebied van de Richtsnoeren voor interacties met externe partijen uitdrukkelijk tot de leden van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht. De leden van de Algemene Raad en van andere ECB-organen van hoog niveau, zoals het Auditcomité, het Ethisch Comité en de Administratieve Raad voor Toetsing, verbinden zich tot het naleven van de belangrijkste algemene principes. De Gemeenschappelijke Code weerspiegelt de kernbeginselen en waarden van de ECB, en houdt daarbij passend rekening met de specifieke kenmerken van de ECB als centrale bank, bankentoezichthouder en EU-instelling. Die Code komt bovendien tegemoet aan suggesties van stakeholders van de ECB over integriteitsnormen, verantwoordingsplicht en transparantie.

Voor de personeelsleden werd de jaarlijkse controle van naleving van de regels voor persoonlijke financiële transacties, die een willekeurig gekozen groep van personeelsleden onderzoekt, ingevolge een aanbeveling van de externe accountant van de ECB aangevuld met een ad-hoccontrole van naleving, die ofwel gericht is op een specifieke groep personeelsleden, ofwel op specifieke soorten transacties.

In de loop van 2018 beoordeelde het Auditcomité van de ECB de belangrijkste aspecten van corporate governance bij de ECB, zowel in verband met haar centralebank- als haar toezichtstak, en in het Eurosysteem. Het Auditcomité spitste zich specifiek toe op de goede werking van het risicobeheersingskader voor financiële risico's van het Eurosysteem, de vooruitgang die werd geboekt bij het uitwerken van gecoördineerde actieplannen om cyberrisico's aan te pakken en de organisatorische initiatieven om het SSM doelmatiger te laten functioneren.

Als onderdeel van haar gehechtheid aan openheid en transparantie, besloot de ECB een Public Register of Documents in te stellen. Dit register zal geleidelijk worden uitgebreid en aangevuld om het algemene publiek en de markten een gebruiksvriendelijke toegang tot documenten over de beleidsmaatregelen, activiteiten en beslissingen van de ECB te verschaffen op een gestructureerde wijze en met eenvoudige opvragingen.

12.3 Cyberweerbaarheid

Informatie-uitwisseling is nodig voor de goede werking van het financiële ecosysteem, waartoe de centrale banken en de ECB zelf behoren. Het is daarom van primair belang de integriteit en vertrouwelijkheid van gegevens te beschermen en de beschikbaarheid van IT-systemen te garanderen. De toenemende onderlinge verwevenheid en complexiteit van het IT-landschap en de groeiende hoeveelheid data op digitale platformen en binnen netwerken gingen gepaard met een grotere gevoeligheid voor cyberaanvallen en potentiële cyberincidenten.[120] Cyberaanvallen op financiële entiteiten en hun dienstverleners zijn een ernstig probleem, aangezien ze negatieve gevolgen hebben voor consumenten en bedrijven en kunnen leiden tot systeemrisico's, de financiële stabiliteit negatief kunnen beïnvloeden en zelfs de economische groei kunnen schaden.

De ECB heeft haar eigen beschermingscapaciteit verhoogd door beheerskaders uit te werken en de beveiligingssystemen te versterken via technologie (met name ontwerp, ontwikkeling en exploitatie ervan), processen, opleidingen en testen. Bovendien wil de ECB, samen met de partners in het financiële ecosysteem, de weerbaarheid van het hele stelsel bevorderen. Cyberweerbaarheid is het vermogen om te anticiperen op en zich aan te passen aan cyberdreigingen en andere relevante veranderingen in de omgeving, en om een cyberincident op te vangen en te beperken, en zich er snel van te herstellen.

De ECB heeft een beheerskader voor digitale beveiliging en cyberweerbaarheid uitgewerkt waarin de bestuurlijke en organisatorische regelingen worden beschreven voor de eigen digitale beveiliging en cyberweerbaarheid van de ECB, inclusief een verduidelijking van de rollen en verantwoordelijkheden. Cyberrisico's zijn operationele risico's en vallen derhalve onder het algehele kader voor beheersing van operationele risico's. Het kader voor digitale beveiliging en cyberweerbaarheid vult de kaders aan waarop de ECB zich baseert voor de beheersing van niet-financiële risico's, en verhoogt het inzicht in en de bewustwording van digitale beveiliging, cyberrisico en cyberweerbaarheid. Het vermogen van de ECB om te reageren op en zich te herstellen van een cyberaanval op haar eigen organisatie, zal in 2019 verder worden versterkt door de bedrijfscontinuïteitsplannen uit te breiden en de bestaande regelingen voor het beheersen van incidenten en crisissen te testen.

Beveiliging komt tot stand door informatie over bedreigingen te verzamelen en te analyseren, defensieve maatregelen te nemen en het detectie- en reactievermogen te verbeteren. Incidenten melden, samenwerken en informatie delen zijn van vitaal belang voor een effectieve bescherming. Binnen de ECB vergemakkelijkt het nieuwe Cyber Security Steering Committee (CSSC) de informatie-uitwisseling, het op elkaar afstemmen van de beleidsmaatregelen en de operationele samenwerking om de cyberweerbaarheid van de ECB en de Europese financiële sector te stimuleren. De ECB bevordert het delen van informatie binnen het ESCB en ondersteunt het Operational Security Situational Awareness (OSSA), een netwerk voor informatie-uitwisseling met een wereldwijd ledental van 33 instellingen.

Door de voortdurende ontwikkeling van de cyberaanvallen moeten de betrokkenen steeds op de hoogte worden gehouden van nieuwe bedreigingen voor de veiligheid en van mogelijke tegenmaatregelen. Het is voor de ECB van cruciaal belang dat haar personeelsleden zich zeer sterk bewust zijn van het belang van IT-beveiliging om zowel de gebruikers als de informatiesystemen te beschermen. De personeelsleden worden opgeleid om hun vaardigheden en competenties op het gebied van IT-beveiliging te verbeteren. In 2019 zal een verplichte online-opleiding worden gestart. Gedragstesten en testen van de IT-systemen en -processen worden regelmatig uitgevoerd.

De weerbaarheid van het hele systeem bevorderen

De ECB richt zich op cyberweerbaarheid uit een regelgevend oogpunt als onderdeel van haar beleid inzake operationeel risico voor financiëlemarktinfrastructuren (FMI's); ze streeft daarbij naar de invoering van relevante normen in het eurogebied en stimuleert harmonisatie op internationaal niveau. In het licht hiervan heeft het Eurosysteem een cyberweerbaarheidsstrategie voor FMI’s uitgewerkt met een reeks maatregelen die de weerbaarheid van afzonderlijke FMI’s, de weerbaarheid van de sector en de strategische regelgeving en betrokkenheid van het bedrijfsleven aanpakken.

Om te waarborgen dat de CPMI-IOSCO-leidraad “Guidance on cyber resilience for financial market infrastructures” consequent wordt nageleefd, heeft het Eurosysteem “Cyber resilience oversight expectations for financial market infrastructures” (CROE) opgesteld. De CROE hebben drie belangrijke doeleinden:

  • ze verschaffen de FMI’s gedetailleerde stappen over de wijze waarop ze de leidraad in de praktijk kunnen brengen, om ervoor te zorgen dat ze in staat zijn verbeteringen te stimuleren en hun cyberweerbaarheid langdurig te verhogen;
  • ze bieden toezichthouders duidelijke verwachtingen om de FMI’s onder hun verantwoordelijkheid te beoordelen;
  • ze leggen de grondslag voor een betekenisvolle discussie tussen de FMI’s en hun respectieve toezichthouders.

In mei 2018 startte de ECB met het European framework for Threat Intelligence-based Ethical Red Teaming (TIBER-EU), een kader dat door het Eurosysteem werd ontwikkeld als een instrument om FMI-partijen in staat te stellen hun cyberweerbaarheid te verhogen. TIBER-EU is het eerste gezamenlijke Europese kader dat een gecontroleerde, op maat gemaakte en door intelligentie gestuurde praktijktest (red team test) van kritieke actieve productiesystemen opzet die gebaseerd is op de tactieken, technieken en procedures van echte cyberaanvallers. De doelstellingen ervan zijn om standaardisatie en wederzijdse erkenning van cybertesten in de hele EU te bewerkstelligen en te voorkomen dat FMI’s in elke EU-lidstaat afzonderlijke testen moeten ondergaan.

In het licht van de inspanningen om de operationele weerbaarheid van de financiële sector te verhogen, houdt het Eurosysteem, overeenkomstig zijn oversightmandaat, crisiscommunicatieoefeningen voor de hele markt. In 2018 organiseerde het Eurosysteem de UNITAS-oefening, een theoretische simulatieoefening in verband met crisiscommunicatie. De deelnemers, waaronder de belangrijkste betalingssystemen van het eurogebied, centrale effectenbewaarinstellingen, centrale tegenpartijen, dienstverleners, marktinfrastructuren en centralebanktoezichthouders, werden onderworpen aan het scenario van een cyberaanval op FMI’s die de integriteit van hun gegevens in gevaar bracht. De oefening nam de vorm aan van een ondersteunde discussie tussen marktdeelnemers die hun de gelegenheid bood opmerkingen te maken en conclusies te trekken op basis van het scenario en mogelijke terreinen vast te stellen waarop ze kunnen samenwerken om de cyberweerbaarheid van de sector in ruimere zin verder te verhogen.

Omdat het de nood erkende aan een forum om marktpartijen, bevoegde autoriteiten en cyberveiligheidsbeoefenaars samen te brengen op pan-Europees niveau, heeft het Eurosysteem de Euro Cyber Resilience Board voor pan-Europese financiële infrastructuren (ECRB) opgericht. De ECRB heeft tot doel de cyberweerbaarheid van de FMI’s en hun essentiële dienstverleners en van de financiële sector in ruimere zin van de EU te verbeteren, overeenkomstig de internationale normen. Dit zal worden verwezenlijkt door vertrouwen en samenwerking te stimuleren en gezamenlijke initiatieven aan te moedigen, zowel tussen marktpartijen onderling als tussen marktpartijen en autoriteiten.

Toezicht op de IT-risico’s van de banken

De ECB neemt cyberweerbaarheid en operationele weerbaarheid op in haar toezicht op de IT-risico's van de banken. Het cyberrisico verdient een bijzondere aandacht, gelet op de toegenomen onderlinge verwevenheid van de banken, hun grotere afhankelijkheid van IT en de snelheid waarmee vastberaden aanvallers kwetsbaarheden kunnen vinden en uitbuiten.

In 2018 implementeerde de ECB de richtsnoeren van de EBA over de beoordeling van het ICT-risico (informatie- en communicatietechnologie) in het kader van de SREP (EBA/GL/2017/05). Dit leidde tot een consequente en uitgebreide beoordeling van de IT-risicosituatie in alle onder toezicht staande belangrijke kredietinstellingen in het eurogebied, wat resulteerde in zowel een specifieke follow-up bij afzonderlijke banken als in thematische bevindingen die op een ruimere schaal moeten worden aangepakt. Meer in het algemeen heeft de ECB beklemtoond dat de banken op hun hoede moeten blijven voor allerhande IT-risico's en hun activiteit niet mogen beperken tot specifieke IT-risicogebieden.

De ECB heeft aanzienlijk bijgedragen tot de richtsnoeren van de EBA over ICT en beveiligingsrisicomanagement, die in december 2018 ter consultatie werden voorgelegd. Die richtsnoeren zullen naar verwachting de vereisten op het gebied van beveiligingsrisicomanagement harmoniseren voor de banken in heel Europa en zullen een gelijker speelveld in de hand werken. Daarnaast omvat het toezicht op de IT-risico’s bij de ECB nog steeds het lopende toezicht door Joint Supervisory Teams, diepgravende en gerichte inspecties ter plaatse met betrekking tot specifieke doelstellingen inzake IT-risico, en het op de hoogte blijven van cyberaanvallen via het rapporteringsraamwerk voor cyberincidenten van de ECB.

Wereldwijd, en in het bijzonder op Europees niveau, wordt nog steeds actief samengewerkt om de cyberweerbaarheid van het financiële ecosysteem te versterken.

12.4 De ecologische voetafdruk van de ECB verkleinen

De ECB tracht haar milieuprestaties voortdurend te verbeteren

Als Europese instelling is de ECB zich bewust van haar verantwoordelijkheid om bij te dragen tot de bescherming van het milieu en het hoofd te bieden aan de uitdagingen die de klimaatverandering met zich brengt voor het welzijn van de maatschappij en de toekomstige generaties. Sinds de goedkeuring van haar eerste milieubeleid in 2007 heeft de ECB aanhoudend getracht haar milieuprestaties te verbeteren en haar koolstofvoetafdruk te verminderen. De ECB is sinds 2010 aangesloten bij het Europees milieubeheer- en milieuauditsysteem (European Eco-Management and Audit Scheme - EMAS), en haar milieubeheersysteem omvat alle drie de gebouwen in Frankfurt waarin personeelsleden van de ECB zijn ondergebracht – het hoofdgebouw in de Sonnemannstrasse, het Japan Center en de Eurotower.

Milieubescherming is een integraal onderdeel van de bedrijfsstrategie van de ECB en bepaalt haar dagelijkse werkzaamheden en bedrijfsprocessen. Met de steun van meer dan 50 interne milieuvertegenwoordigers en vele toegewijde teams en individuen in de hele organisatie, streeft de ECB naar een aanhoudende verkleining van haar ecologische voetafdruk. De ECB toont haar engagement door het personeel meer bewust te maken, op efficiëntie gerichte maatregelen te nemen en met verschillende belanghebbenden samen te werken om de milieudoelstellingen van de ECB te verwezenlijken. Een van die maatregelen was de invoering van een veelzijdig instrument voor online samenwerking dat de ECB in staat stelt met haar partners op afstand te communiceren. Dat instrument verrijkt niet alleen de online wisselwerkingen, maar voorkomt waar mogelijk ook reizen en verlaagt aldus de koolstofuitstoot. Daarnaast heeft de ECB het verlichtingsprofiel van haar hoofdgebouw verder geoptimaliseerd om de lichtsterkte in bepaalde ruimten te verminderen en heeft ze de dienstroosters aangepast om nog meer energie te besparen. Voorts werden de wegwerpbekertjes in de gemeenschappelijke ruimten vervangen door herbruikbare bekers, waardoor het afval sterk afneemt.

2018 – een jaar vol activiteiten om het milieubewustzijn te vergroten

Voor de ECB was het jaar 2018 rijk aan activiteiten om het milieubewustzijn te vergroten, aangezien ze deelnam aan verscheidene internationale campagnes. De ECB sloot zich aan bij de oproep tot actie van de gemeenschap van Frankfurt om de klimaatverandering onder de aandacht te brengen tijdens de Earth Hour 2018 van het WWF. Samen met 183 andere bedrijven en instellingen in Frankfurt, schakelde de ECB alle niet-essentiële lampen uit; de personeelsleden werden aangemoedigd om aan de campagne mee te doen en nog meer manieren te zoeken om milieuvriendelijker te handelen. Een ander initiatief was de zesde deelname van de ECB aan de Europese Mobiliteitsweek. Om het ECB-personeel aan te sporen tot groenere keuzen bij het pendelen, werden verschillende activiteiten georganiseerd, zoals veiligheidscontroles voor fietsen, teamwedstrijden en klimaatkwissen. Daarnaast kregen de personeelsleden informatie over milieuvriendelijke mobiliteit bij de ECB.

De steun van externe dienstverleners is eveneens van cruciaal belang om de invloed van de ECB op het milieu terug te dringen. Zo hield de ECB rekening met duurzaamheidscriteria toen ze een schoonmaakbedrijf uitkoos. Die criteria leidden tot de invoering van een ruim aantal milieuvriendelijke materialen in de dagelijkse praktijk, zoals kringlooppapier in toiletten. Het voor de ECB werkende schoonmaakbedrijf maakt enkel gebruik van innovatieve, onschadelijke, volledig biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen en van mechanische dieptereiniging. De dosering werd ook geoptimaliseerd om minder water te verbruiken en de waterrecyclage bij het schoonmaken van vloeren te verbeteren.

Samenwerken aan een betere milieubescherming

Om meer invloed uit te oefenen en van elkaar te blijven leren, werkt de ECB nauw samen met de NCB's en met andere Europese instellingen en organen. Ze kunnen onderling best practices uitwisselen, nieuwe oplossingen voor gemeenschappelijke uitdagingen bespreken en ontdekken, en gezamenlijk hun milieuprestaties bekendmaken. Op de gemeenschappelijke webpagina EMAS in the European Institutions verkennen de Europese instellingen en organen de praktische voordelen van een EMAS-registratie en delen ze met elkaar best practices en besparingen op hulpbronnen. Interinstitutionele samenwerking is een andere cruciale pijler van het streven van de ECB naar milieubescherming.

De ECB publiceert ook informatie over haar milieuprestaties en de door haar genomen maatregelen op de webpagina Milieubescherming bij de ECB.

Jaarstukken

https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/annrep/ecb.annualaccounts2018~cd3eabaa40.nl.pdf

De geconsolideerde balans van het Eurosysteem per 31 december 2018

https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/other/ecb.eurosystembalancesheet2018~5b51d1aefe.nl.pdf

Statistisch deel (alleen beschikbaar in het Engels)

https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/annrep/ecb.ar_annex2018_statistical_section~7ddac28291.en.pdf

© Europese Centrale Bank, 2019

Postadres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoon +49 69 1344 0

Internet www.ecb.europa.eu

Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.

De afsluitingsdatum voor de in dit verslag voorkomende gegevens was 8 februari 2019 (met uitzondering van de werkloosheidsgraad voor december 2018). De afsluitdatum voor de in het Statistisch deel opgenomen statistieken was 14 maart 2019.

Voor specifieke terminologie en afkortingen wordt verwezen naar het ECB glossary.

HTML ISBN 978-92-899-3460-2, ISSN 1725-2911, doi:10.2866/217288, QB-AA-19-001-NL-Q

  1. In maart 2019 heeft de Raad van Bestuur meegedeeld nu te verwachten dat de basisrentetarieven ten minste tot en met eind 2019 op hun huidige niveau zullen blijven, en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om te zorgen voor een verdergaande duurzame convergentie van de inflatie naar een niveau onder maar dicht bij 2% op middellange termijn.
  2. Gegevensbron: Hamburgisches WeltWirtschaftsInstitut (HWWI).
  3. Zie voor meer informatie over de uitsplitsing naar leeftijd van de werkgelegenheidsgroei het kader getiteld “Veranderingen in de samenstelling aan de basis van de werkgelegenheidsgroei in het eurogebied tijdens het economisch herstel”, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2018.
  4. Zie Kader 1 in het artikel “Labour supply and employment growth”, Economic Bulletin, Nummer 1, ECB, 2018.
  5. Zie voor meer informatie het artikel “Labour supply and employment growth”, Economic Bulletin, Nummer 1, ECB, 2018.
  6. De begrotingskoers weerspiegelt de richting en omvang van de stimulans voor de economie die uitgaat van het begrotingsbeleid, niet slechts de automatische reactie van de overheidsfinanciën op de conjunctuur. Die begrotingskoers wordt gemeten als de wijziging van het voor de conjunctuur gecorrigeerde primaire saldo verminderd met de overheidssteun aan de financiële sector. Voor een bespreking van het begrip “begrotingskoers binnen het eurogebied” wordt verwezen naar het artikel “The euro area fiscal stance”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2016.
  7. Zie “The 2018 Ageing Report: Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2016-2070)”, Europese Commissie, 25 mei 2018. Het Ageing Report 2018 is de meest recente, driejaarlijkse rapportage van de werkgroep vergrijzing (Ageing Working Group – AWG) van het Comité voor de economische politiek en de Europese Commissie.
  8. In het geval van Griekenland is de verwachte daling van de vergrijzingsgerelateerde uitgaven grotendeels het resultaat van recent doorgevoerde pensioenhervormingen. Mochten gerechtelijke uitspraken eerdere pensioenhervormingen weer ongedaan maken, dan lopen deze betere vooruitzichten echter gevaar.
  9. Hoewel het vaak enige tijd kan duren totdat de volledige effecten van hervormingen zichtbaar worden, wijst de meerjarige beoordeling van de Commissie er ook op dat de hervormingsbereidheid de afgelopen jaren is afgenomen. Dat kan het gevolg zijn van verschillende factoren, waaronder hervormingsmoeheid en een minder sterk gevoelde noodzaak met betrekking tot hervormingen. Daarnaast is het mogelijk dat een aantal resterende noodzakelijke hervormingen bijzonder lastig is door te voeren.
  10. Zie Masuch, K., Anderton, R., Setzer, R. en Benalal, N. (red.), “Structural policies in the euro area”, Occasional Paper Series, nr. 210, ECB, juni 2018.
  11. Zie het artikel “Measures of underlying inflation for the euro area”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2018, voor een analyse van deze indicatoren in het eurogebied.
  12. Zie het kader “The role of wages in the pick-up of inflation”, Economic Bulletin, Nummer 5, ECB, 2018.
  13. Zie het kader “Developments in mortgage loan origination in the euro area”, Economic Bulletin, Nummer 5, ECB, 2018.
  14. Een limietenboek is een handelssysteem waarin van marktpartijen ontvangen bids (biedingen) en asks (latingen) worden opgeslagen en in een vooraf vastgelegde volgorde worden uitgevoerd.
  15. De indicator voor de liquiditeit van het orderboek is gebaseerd op gegevens over de spreads tussen de bied- en laattarieven en over vastgestelde hoeveelheden in de limietenboeken. Hij wordt berekend voor een specifieke obligatie als de som van de vijf beste noteringen zowel aan de bied- als aan de laatzijde van het orderboek, gedeeld door de som van de overeenstemmende volumes.
  16. De op de orderuitvoering gebaseerde liquiditeitsindicator maakt gebruik van vaste koersen voor transacties in het kader van het PSPP. Voor een gegeven obligatie wordt die indicator gedefinieerd als de spread tussen de twee beste geboden prijzen die worden ontvangen op de ‘over-the-counter’-markt (OTC), gedeeld door de looptijd van de obligatie. Er wordt enkel rekening gehouden met de prijsoffertes die daadwerkelijk resulteren in een transactie.
  17. De “Bund tantrum” verwijst naar een plotselinge stijging van het rendement op Duitse overheidsobligaties, toen het tienjaars rendement met 82 basispunten steeg (van 0,16% tot 0,98%) binnen een tijdsbestek van ongeveer zes weken.
  18. De statistieken inzake de effectenuitgiften worden door de ECB opgesteld op basis van maandelijkse gegevens die worden meegedeeld door de nationale centrale banken van het eurogebied. Ze omvatten gegevens over de uitstaande bedragen, uitgiften, aflossingen en groeicijfers van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen. De gegevens worden uitgesplitst naar land en sector van uitgifte, type instrument, initiële looptijd, type coupon en valutadenominatie. De meest recente waarneming betreft november 2018.
  19. Zie “Survey on the Access to Finance of Enterprises in the euro area – April to September 2018”, ECB, november 2018.
  20. Dit Kader is gebaseerd op het artikel “The impact of the corporate sector purchase programme on corporate bond markets and the financing of euro area non-financial corporations”, Economic Bulletin, nr. 3, ECB, 2018.
  21. Voor een beschrijving van de econometrische methodologie, zie het artikel “The impact of the corporate sector purchase programme on corporate bond markets and the financing of euro area non-financial corporations”, Economic Bulletin, nr. 3, ECB, 2018, voetnoot 61.
  22. Bijvoorbeeld, obligaties uitgegeven door banken, hoogrentende obligaties en obligaties met een niet in aanmerking komende couponstructuur. De geringere rendementen en spreads op door het Eurosysteem aangekochte obligaties zijn een prikkel voor beleggers om hun portefeuilles te herschikken naar het aanhouden van activa die worden gekenmerkt door een vergelijkbaar risicoprofiel, maar met een hoger verwacht rendement.
  23. Zie Grosse-Rueschkamp, B., Steffen, S. en Streitz, D., “Cutting out the middleman – The ECB as corporate bond investor”, SSRN, oktober 2017, en Arce, O., Gimeno, R. en Mayordomo, S., “Making room for the needy: The credit-reallocation effects of the ECB’s corporate QE”, Working Papers, nr. 1743, Banco de España, 2017.
  24. In de literatuur is er econometrisch bewijs dat de leenvolumes verstrekt door banken die in hun portefeuilles een ruim aandeel kredietnemers hebben die in aanmerking komen voor het CSPP, sterker stegen dan die verstrekt door banken met een kleiner aandeel van dergelijke kredietnemers; zie Grosse-Rueschkamp, Steffen en Streitz, op. cit. Er is ook econometrisch bewijs van een stijging van de kredietverlening aan niet voor het CSPP in aanmerking komende bedrijven in Spanje omstreeks het tijdstip van de aankondiging van het CSPP; zie Arce, Gimeno en Mayordomo, op. cit.
  25. Voor een uitgebreide toelichting bij de impact van het APP op de economie van het eurogebied, zie het artikel “Taking stock of the Eurosystem’s asset purchase programme after the end of net asset purchases”, Economisch Bulletin, nummer 2, ECB, 2019.
  26. Het verbod op monetaire financiering is vastgelegd in Artikel 123 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Voor beperkingen op niet-monetairbeleidsactiva, zie voornamelijk het ECB-richtsnoer betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door centrale banken (ECB/2014/9), de Overeenkomst van 19 november 2014 inzake netto financiële activa, alsook de Overeenkomst van 17 mei 2017 over noodliquiditeitssteun.
  27. De in het kader van het APP aangehouden effecten worden voorgesteld tegen geamortiseerde kostprijs.
  28. De ECB publiceert wekelijks het verloop van de in het kader van het APP aangehouden activa. De uitsplitsing tussen aankopen op de primaire en de secundaire markt voor het ABSPP, het CBPP3, en het CSPP wordt maandelijks gepubliceerd. Voor het CSPP wordt een volledige lijst van alle effecten gepubliceerd, met inbegrip van de namen van de emittenten, de vervaldata en de obligatierentes, alsook van geaggregeerde data over de effecten van het risico per land, de rating en de sector. Voor het PSPP verstrekt de ECB gegevens over aangehouden effecten, uitgesplitst naar het land van de emittent, met inbegrip van de gewogen gemiddelde looptijd (de aangehouden effecten van supranationale emittenten worden op geaggregeerd niveau gepubliceerd).
  29. Het Eurosysteem streeft een marktneutrale portefeuillesamenstelling na, door in alle rechtsgebieden effecten met alle in aanmerking komende looptijden aan te kopen, op een wijze die de samenstelling van de markt voor overheidsobligaties in het eurogebied weerspiegelt.
  30. De ECB publiceert de verwachte maandelijkse aflossingsbedragen voor het APP voor een voortschrijdende periode van twaalf maanden.
  31. Zie ‘General APP securities lending framework’ voor informatie over effectenleningen onder het CBPP3 en het ABSPP.
  32. De ECB publiceert op maandbasis het in het kader van het PSPP geaggregeerd maandelijks gemiddeld bedrag van uitgeleende effecten voor het Eurosysteem en het in het kader van het PSPP geaggregeerd gemiddeld maandelijks bedrag van als onderpand ontvangen contanten.
  33. Zie “The financial risk management of the Eurosystem’s monetary policy operations”, ECB, juli 2015.
  34. Effecten op onderpand van activa moeten over ten minste twee kredietbeoordelingen beschikken, die door een EKBI zijn verstrekt. Effecten op onderpand van activa met een rating lager dan kredietkwaliteitscategorie 2 moeten aan aanvullende vereisten voldoen, waaronder: (i) geen niet-renderende leningen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa bij de uitgifte of toegevoegd tijdens de looptijd ervan; (ii) de kasstroom genererende activa als onderpand voor de effecten op onderpand van activa mogen niet gestructureerd of gesyndiceerd zijn en geen hefboomwerking hebben; en (iii) er moeten bepalingen inzake aflossingscontinuïteit zijn.
  35. Voor het PSPP bedraagt de minimale resterende looptijd een jaar en de maximale resterende looptijd 30 jaar. Voor het CSPP bedraagt de minimale resterende looptijd zes maanden en de maximale resterende looptijd 30 jaar.
  36. Zie artikel 138, lid 3 b), van Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (OJ L 91, 2.4.2015, p. 3).
  37. Op 19 januari 2017 besloot de Raad van Bestuur dat activa-aankopen met een rendement op de vervaldag lager dan de rente op de depositofaciliteit uitsluitend zijn toegestaan in het kader van het PSPP en bevestigde hij dat niet in dergelijke aankopen is voorzien voor het CBPP3, het ABSPP en het CSPP. Voor meer informatie, zie de website van de ECB.
  38. De emittentenlimiet is het maximale aandeel van de uitstaande effecten van een emittent dat het Eurosysteem mag aanhouden.
  39. Supranationale obligaties hebben een emissie- en emittentenlimiet van 50%.
  40. Voor effecten op onderpand van activa en gedekte obligaties die in aanmerking komen voor aankoop als gevolg van de vrijstelling van de minimale kredietkwaliteitsvereiste, wordt een maximale limiet van 30% toegepast.
  41. Zie Fell, J., Grodzicki, M., Krušec, D., Martin, R. en O’Brien, E., “Overcoming non-performing loan market failures with transaction platforms”, Financial Stability Review, ECB, november 2017.
  42. De nationale autoriteiten behouden de bevoegdheid om macroprudentiële maatregelen waarin de EU-wetgeving voorziet te nemen en toe te passen, maar ze moeten de ECB daarvan in kennis stellen vooraleer ze over dergelijke maatregelen een besluit nemen. De ECB beoordeelt de geplande maatregelen en kan bezwaar maken tegen de voorgestelde beslissing. Ze heeft ook de bevoegdheid om, indien dat nodig wordt geacht, strengere maatregelen toe te passen dan de maatregelen die nationaal werden goedgekeurd om risico’s voor de financiële stabiliteit aan te pakken (Artikel 5 van de SSM-Verordening en Artikel 13h van het reglement van orde van de ECB (Besluit ECB/2014/1)).
  43. Zie ‘ECB floor methodology for setting the capital buffer for an identified Other Systemically Important Institution (O-SII)’, Macroprudential Bulletin, Issue 3, ECB, June 2017.
  44. Zie het persbericht met als titel “ECB 2018 stress test analysis shows improved capital basis of significant euro area banks”, ECB-Bankentoezicht, 1 februari 2019.
  45. Voor meer details, zie Carmassi, J., Dobkowitz, S., Evrard, J., Parisi, L., Silva, A. en Wedow, M., ‘Completing the Banking Union with a European Deposit Insurance Scheme: who is afraid of cross-subsidisation?’, Occasional Paper Series, nr. 208, ECB, april 2018.
  46. Op basis van de Richtsnoeren van de Europese Bankenautoriteit (EBA) voor de melding van grote incidenten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366 (PSD2) (EBA/GL/2017/10).
  47. De EONIA is een index voor de gemiddelde rente waartegen een panel van vrijwillig deelnemende banken op de ongedekte interbancaire markt eendaagse leningen in euro verstrekt. Deze wordt dagelijks berekend op basis van opgaven door de panelbanken en wordt beheerd door het European Money Markets Institute (EMMI).
  48. Overeenkomstig Artikel 141, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikelen 17, 21.2, 43.1 en 46.1 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 9 van Verordening van de Raad (EG) Nr. 332/2002 van 18 februari 2002.
  49. Overeenkomstig Artikel 122, lid 2, en Artikel 132, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 8 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 407/2010 van 11 mei 2010.
  50. Overeenkomstig Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 3, lid 5, van de EFSF-Kaderovereenkomst).
  51. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 5.12.1 van de algemene voorwaarden voor overeenkomsten inzake financiële bijstand in het kader van het ESM).
  52. In de context van de overeenkomst inzake de kredietfaciliteit tussen de lidstaten die de euro als munt hebben (behalve Griekenland en Duitsland) en de Kreditanstalt für Wiederaufbau (handelend in het algemeen belang, onderworpen aan de instructies en met de waarborg van de Federale Republiek Duitsland) als kredietgevers en de Helleense Republiek als kredietnemer en de Bank of Greece als agent voor de kredietnemer, en overeenkomstig Artikelen 17 en 21.2 van de Statuten van het ESCB en Artikel 2 van Besluit ECB/2010/4 van 10 mei 2010.
  53. Nadere informatie over de onderzoeksactiviteiten van de ECB en de daarmee verband houdende evenementen, publicaties en netwerken is te vinden op de website van de ECB.
  54. Alle papers, gespreksverslagen en toespraken van het Sintra Forum zijn opgenomen in het e-book. Van alle sessies zijn video-opnamen te bekijken op het YouTube-kanaal van de ECB.
  55. Het ECB Research Bulletin is een elektronisch platform om belangrijke onderzoeksbevindingen een bredere verspreiding te geven. De Bulletins zijn beschikbaar op de website van de ECB.
  56. Gevoegde zaken C-105/15 P–C-109/15 P.
  57. Gevoegde zaken C-8/15 P–C-10/15 P.
  58. Zie CON/2018/12.
  59. Zie CON/2018/19.
  60. Zie CON/2018/26.
  61. Zie CON/2018/32 en CON/2018/37.
  62. Zie CON/2018/36.
  63. Zie CON/2018/55.
  64. Zie CON/2018/37.
  65. Zie CON/2018/54.
  66. Zie CON/2018/38.
  67. Zie CON/2018/33.
  68. Zie CON/2018/25.
  69. Zie CON/2018/51.
  70. Zie CON/2018/20.
  71. Zie CON/2018/1.
  72. Zie CON/2018/35.
  73. Zie CON/2018/23.
  74. Zie CON/2018/53.
  75. Zie CON/2018/17 en CON/2018/45.
  76. Zie CON/2018/56.
  77. Zie CON/2018/48.
  78. Zie CON/2018/10 en CON/2018/11.
  79. Zie CON/2018/15.
  80. Zie CON/2018/27.
  81. Zie CON/2018/16.
  82. Zie CON/2018/18.
  83. Zie CON/2018/21.
  84. Zie CON/2018/2 en CON/2018/3.
  85. Zie CON/2018/5.
  86. Zie CON/2018/24.
  87. Zie CON/2018/28.
  88. Zie CON/2018/8.
  89. Zie CON/2018/4 en CON/2018/57.
  90. Zie CON/2018/43.
  91. Zie CON/2018/49.
  92. Zie CON/2018/42.
  93. Zie CON/2018/58.
  94. Zie CON/2018/52.
  95. Zie CON/2018/9 en CON/2018/34.
  96. Zie CON/2018/7.
  97. Zie CON/2018/30.
  98. Zie CON/2018/44.
  99. Zie CON/2018/40.
  100. Zie CON/2018/50.
  101. Zie CON/2018/6.
  102. Zie CON/2018/31.
  103. Zie CON/2018/18 en CON/2018/39.
  104. Zie CON/2018/16.
  105. Zie CON/2018/21.
  106. Zie CON/2018/28.
  107. Zie CON/2018/46.
  108. Zie CON/2018/15, CON/2018/22, CON/2018/27 en CON/2018/39.
  109. Zie CON/2018/41.
  110. Zie CON/2018/33.
  111. Zie Paragraaf 3.4 van dit Jaarverslag voor een uitvoeriger bespreking van de vooruitgang inzake de bankenunie en de kapitaalmarktenunie en van de standpunten van de ECB.
  112. De inleidende verklaringen zijn beschikbaar op de website van de ECB.
  113. De feedback op de input die door het Europees Parlement werd verstrekt in zijn resolutie over het Jaarverslag van de ECB voor 2017, zal op dezelfde dag als dit Jaarverslag worden gepubliceerd.
  114. De antwoorden van de President van de ECB op de vragen van de leden van het Europees Parlement worden gepubliceerd op een daarvoor bestemd onderdeel van de website van de ECB.
  115. Nadere informatie wordt verstrekt in het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden voor 2018.
  116. Met name de toespraken van de President van de ECB Mario Draghi over 'Central bank independence” in de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique op 26 oktober 2018 en van Directielid Benoît Cœuré over “Central banking in times of complexity” in de Sveriges Riksbank op 25 mei 2018. Die toespraken sloten aan bij andere recente redevoeringen, zoals de speech van Directielid Yves Mersch over “Aligning accountability with sovereignty in the European Union: the ECB’s experience” tijdens de ECB Legal Conference op 4 september 2017 en die van Benoît Cœuré over “Independence and accountability in a changing world” tijdens het Transparency International EU Event “Two sides of the same coin? Independence and accountability of the European Central Bank” op 28 maart 2017.
  117. Zie het artikel met als titel “The evolution of the ECB’s accountability practices during the crisis”, Economic Bulletin, Issue 5, ECB, 2018.
  118. Zie vraag QA15.1, Standard Eurobarometer 90, wave 90.3, Europese Commissie, december 2018.
  119. De ECB publiceerde in 2018 twee occasional papers over IMF-onderwerpen, die werden opgesteld door de IRC Task Force on IMF Issues. Zie IRC Task Force on IMF Issues, “Strengthening the Global Financial Safety Net – Moving relations between the IMF and Regional Financing Arrangements forward”, Occasional Paper Series, No 207, ECB, maart 2018, en IRC Task Force on IMF Issues, “A quantitative analysis of the size of IMF resources”, Occasional Paper Series, No 213, ECB, oktober 2018.
  120. Voor een definitie van een “cyberincident” en van andere termen wordt verwezen naar het Cyber Lexicon van de Raad voor Financiële Stabiliteit.